Einde inhoudsopgave
Wet educatie en beroepsonderwijs BES
Artikel 2.3.1 Jaarrekening
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
01-07-2020, Stb. 2020, 235 (uitgifte: 08-07-2020, kamerstukken: 35102)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-11-2020, Stb. 2020, 469 (uitgifte: 24-11-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
1.
Het bevoegd gezag van een instelling voor beroepsonderwijs stelt jaarlijks een jaarrekening vast over het afgelopen jaar.
2.
In de jaarrekening legt het bevoegd gezag verantwoording af over het financiële beheer van de instelling voor zover het betreft de ingevolge deze wet uit 's Rijks kas ontvangen middelen. Uit de jaarrekening dient te blijken dat sprake is van een rechtmatige en doelmatige aanwending van de rijksbijdrage. Van niet doelmatige aanwending van de rijksbijdrage is in ieder geval sprake voor zover bedragen daaruit worden aangewend voor het op enigerlei wijze compenseren van de extraneï voor examengeld. Bij ministeriële regeling kunnen met het oog op de verantwoording van de rechtmatigheid en doelmatigheid van de aanwending van de rijksbijdrage nadere voorschriften worden gegeven voor de inrichting van de jaarrekening.
3.
Het resultaat van het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft wordt verrekend met de algemene reserve van de instelling.
4.
Het bevoegd gezag dient de jaarrekening voor 1 juli van het jaar volgend op het boekjaar bij Onze Minister in. De jaarrekening gaat vergezeld van de overige gegevens, bedoeld in artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige.
5.
Het bevoegd gezag maakt de jaarrekening, vergezeld van de overige gegevens en de verklaring, bedoeld in het vierde lid, openbaar. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking plaatsvindt.
6.
Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat het ten behoeve van Onze Minister beschikt over een overzichtelijke informatieverzameling van de financiële gegevens die op enigerlei wijze van belang zijn voor de berekeningswijze, bedoeld in artikel 2.2.2.
7.
Het bevoegd gezag houdt per begrotingsjaar nauwkeurig boek van baten en lasten en draagt er zorg voor dat de baten en lasten nauwkeurig en herkenbaar zijn verwerkt in de in het zesde lid bedoelde informatieverzameling.
8.
Het bevoegd gezag bewaart de informatieverzameling en de desbetreffende boeken en bescheiden, bedoeld in het zesde en zevende lid, gedurende een periode van zeven jaren.
9.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden vastgesteld omtrent de wijze van beschikbaarstelling van de gegevens en de wijze van ordening daarvan.