Einde inhoudsopgave
Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1967
- Bronpublicatie:
30-06-1967, Stb. 1967, 367 (uitgifte: 01-01-1967, kamerstukken: 8984 )
02-02-1967, Stb. 1967, 102 (uitgifte: 28-02-1967, kamerstukken: 8636 )
- Inwerkingtreding
01-07-1967
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-06-1967, Stb. 1967, 367 (uitgifte: 01-01-1967, kamerstukken: 8984 )
20-04-1967, Stb. 1967, 213 (uitgifte: 01-01-1967, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Verzekeringen
Staatsrecht / Wetgeving
1.
Bij toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van het bepaalde in artikel 3 of 4 wordt het daaraan ten grondslag te leggen dagloon gesteld op het hoogste van de bedragen, welke worden verkregen door het produkt van 106/80, 106/65, 106/50 onderscheidenlijk 106/40 maal onderscheidenlijk de in artikel 5, onder a, b, c en d, van de Interimwet invaliditeitsrentetrekkers bedoelde bedragen, zoals deze laatstelijk zijn vastgesteld, te delen door 260.
2.
Zolang degene, aan wie arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend op grond van het bepaalde in artikel 3 of 4, niet gehuwd, noch gehuwd geweest is en de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt, wordt het in het vorige lid bedoelde dagloon, eventueel verhoogd of verlaagd overeenkomstig de artikelen 23, 24, 25 en 27 van deze wet en/of artikel 15 van de Wet, met 10% verminderd voor elk jaar of gedeelte daarvan, dat de betrokkene jonger is dan 23 jaar.
3.
Onze Minister kan regelen stellen ingevolge welke kan worden afgeweken van het bepaalde in het eerste lid ten aanzien van gehuwde vrouwen.