Einde inhoudsopgave
Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1967
- Bronpublicatie:
02-02-1967, Stb. 1967, 102 (uitgifte: 28-02-1967, kamerstukken: 8636 )
- Inwerkingtreding
01-07-1967
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-04-1967, Stb. 1967, 213 (uitgifte: 01-01-1967, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Verzekeringen
Staatsrecht / Wetgeving
1.
Indien degene, die recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering ontleent dan wel mede ontleent aan artikel 3, 4 of 12, in het genot is van een invaliditeitsuitkering, ontleend aan artikel 59bis van het op 31 december 1935 geldende reglement van het Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering slechts uitbetaald, indien en voor zover deze het bedrag van die invaliditeitsuitkering overtreft.
2.
Aan degene, die recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering ontleent dan wel mede ontleent
hetzij aan artikel 3, terwijl hem het recht op bijslag als in dat artikel bedoeld was toegekend met toepassing van artikel 2, eerste lid, onder b, van de Interimwet invaliditeitsrentetrekkers,
hetzij aan artikel 4 of 12, terwijl hij, indien de Interimwet invaliditeitsrentetrekkers niet zou zijn ingetrokken, op grond van het bepaalde in artikel 2, eerste lid, onder b, van die wet als rentetrekker zou zijn aangemerkt,
wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering slechts uitbetaald, indien en voor zover deze overtreft het bedrag, dat de invaliditeitsrente als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, en tweede lid, van de Interimwet invaliditeitsrentetrekkers, in verbinding met artikel 8, eerste lid, onder b, en tweede lid, van die wet, geacht zou worden te bedragen, indien die wet niet zou zijn ingetrokken.
3.
Het bepaalde in de vorige leden blijft buiten toepassing, indien het Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg, onderscheidenlijk het fonds, waarin is ondergebracht een pensioenregeling ten aanzien waarvan een verklaring is afgegeven als bedoeld in artikel 39 van de Invaliditeitswet, gebruik maakt van de in artikel 54, tweede lid, van de Liquidatiewet invaliditeitswetten gegeven bevoegdheid.