Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/2115 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013
Artikel 17 Plafonnering en degressiviteit van betalingen
Geldend
Geldend vanaf 07-12-2021
- Bronpublicatie:
02-12-2021, PbEU 2021, L 435 (uitgifte: 06-12-2021, regelingnummer: 2021/2115)
- Inwerkingtreding
07-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-12-2021, PbEU 2021, L 435 (uitgifte: 06-12-2021, regelingnummer: 2021/2115)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Agrarisch recht (V)
Milieurecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
Bestuursrecht algemeen / Subsidie
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
De lidstaten kunnen het bedrag van de basisinkomenssteun voor duurzaamheid dat voor een bepaald kalenderjaar wordt toegekend, plafonneren. De lidstaten die ervoor kiezen plafonnering in te voeren, verlagen het deel van het bedrag dat hoger is dan 100 000 EUR met 100 %.
2.
De lidstaten kunnen het bedrag van de basisinkomenssteun voor duurzaamheid dat voor een bepaald kalenderjaar aan een landbouwer wordt toegekend en dat hoger is dan 60 000 EUR tot 85 %, verlagen.
De lidstaten kunnen aanvullende tranches boven 60 000 EUR vaststellen en de verlagingspercentages voor die aanvullende tranches specificeren. Zij zorgen ervoor dat de verlaging voor elke tranche gelijk is aan of hoger is dan die van de vorige tranche.
3.
Voordat de lidstaten lid 1 of 2 toepassen, kunnen zij op het bedrag van de basisinkomenssteun voor duurzaamheid dat voor een bepaald kalenderjaar aan een landbouwer wordt toegekend, de volgende bedragen in mindering brengen:
- a)
alle aan een landbouwactiviteit gekoppelde lonen die door de landbouwer zijn aangegeven, met inbegrip van belastingen en sociale bijdragen op de arbeid;
- b)
de equivalente kosten van regelmatige en onbetaalde arbeid die gekoppeld zijn aan een landbouwactiviteit die wordt uitgeoefend door op het betrokken landbouwbedrijf werkende personen die geen loon ontvangen of minder loon ontvangen dan het bedrag dat gewoonlijk voor de geleverde diensten wordt betaald, maar worden beloond uit de economische opbrengsten van het landbouwbedrijf;
- c)
het loonkostenonderdeel van de aan een landbouwactiviteit gekoppelde contractkosten die door de landbouwer zijn aangegeven.
Voor de berekening van de in de eerste alinea, punt a), bedoelde bedragen maken de lidstaten gebruik van de door de landbouwer daadwerkelijk gemaakte loonkosten. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen landbouwers verzoeken om gebruik te maken van door de betrokken lidstaat vast te stellen standaardkosten volgens een methode die in het strategisch GLB-plan nader moet worden gespecificeerd op basis van de gemiddelde standaardlonen die op nationaal of regionaal niveau gekoppeld zijn aan de betrokken landbouwactiviteit, vermenigvuldigd met het aantal arbeidsjaareenheden dat de betrokken landbouwer heeft aangegeven.
Voor de berekening van de in de eerste alinea, punt b), bedoelde bedragen maken de lidstaten gebruik van door de betrokken lidstaat vast te stellen standaardkosten volgens een methode die in het strategisch GLB-plan nader moet worden gespecificeerd op basis van de gemiddelde standaardlonen die op nationaal of regionaal niveau gekoppeld zijn aan de betrokken landbouwactiviteit, vermenigvuldigd met het aantal arbeidsjaareenheden dat de betrokken landbouwer heeft aangegeven.
4.
In het geval van een rechtspersoon of een groep van natuurlijke of rechtspersonen kunnen de lidstaten de in de leden 1 en 2 bedoelde verlaging toepassen op het niveau van de leden van deze rechtspersonen of groepen, indien het nationale recht bepaalt dat de individuele leden rechten en verplichtingen hebben die vergelijkbaar zijn met die van individuele landbouwers die de status van bedrijfshoofd hebben, met name wat hun economische, sociale en belastingstatus betreft, mits die leden bijdragen tot de versterking van de landbouwstructuren van de betrokken rechtspersonen of groepen.
5.
De geraamde opbrengst van de verlaging van de betalingen wordt in de eerste plaats gebruikt om bij te dragen in de financiering van de aanvullende herverdelende inkomenssteun voor duurzaamheid, indien die is vastgesteld in het desbetreffende strategische GLB-plan, en vervolgens in de financiering van andere interventies die tot de ontkoppelde rechtstreekse betalingen behoren.
De lidstaten kunnen de opbrengst ook geheel of gedeeltelijk, door middel van een overheveling, gebruiken voor de financiering van interventietypes in het kader van het Elfpo als omschreven in hoofdstuk IV. Een dergelijke overheveling naar het Elfpo wordt opgenomen in de financiële tabellen van het strategisch GLB-plan en kan overeenkomstig artikel 103 in 2025 worden geëvalueerd. De op grond van dat artikel vastgestelde maxima voor overhevelingen van middelen uit het ELGF naar het Elfpo zijn hierop niet van toepassing.
6.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 152 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met voorschriften waarbij een geharmoniseerde grondslag voor de berekening van de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde verlaging van betalingen wordt vastgesteld met het oog op de opstelling van gedetailleerde voorschriften voor de verdeling van middelen onder landbouwers.