Einde inhoudsopgave
Wet bescherming bedrijfsgeheimen
Artikel 6 [Maatregelen in bodemprocedure]
Geldend
Geldend vanaf 23-10-2018
- Bronpublicatie:
17-10-2018, Stb. 2018, 369 (uitgifte: 22-10-2018, kamerstukken: 34821)
- Inwerkingtreding
23-10-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-10-2018, Stb. 2018, 370 (uitgifte: 22-10-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie en Veiligheid
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
1.
De rechter kan op vordering van de houder van het bedrijfsgeheim de volgende maatregelen jegens de inbreukmaker bevelen:
- a.
de staking van of het verbod op het onrechtmatig gebruik of op de onrechtmatige openbaarmaking van het bedrijfsgeheim;
- b.
het verbod om inbreukmakende goederen te produceren, aan te bieden, in de handel te brengen of te gebruiken, of om inbreukmakende goederen voor deze doeleinden in te voeren, uit te voeren of op te slaan;
- c.
het terugroepen van de inbreukmakende goederen van de markt;
- d.
het ontdoen van de inbreukmakende goederen van hun inbreukmakende hoedanigheid;
- e.
de vernietiging van de inbreukmakende goederen of het uit de handel nemen ervan, op voorwaarde dat het uit de handel nemen geen afbreuk doet aan de bescherming van het bedrijfsgeheim;
- f.
gehele of gedeeltelijke vernietiging van de documenten, voorwerpen, substanties, materialen of elektronische bestanden die op onrechtmatige wijze het bedrijfsgeheim bevatten of de gehele of gedeeltelijke overhandiging daarvan aan de houder van het bedrijfsgeheim.
2.
De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c tot en met f, worden op kosten van de inbreukmaker uitgevoerd, tenzij bijzondere redenen dit beletten.