Einde inhoudsopgave
Wet bescherming bedrijfsgeheimen
Artikel 7 [Factoren bij beoordelen maatregel]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
05-12-2018, Stb. 2018, 487 (uitgifte: 27-12-2018, kamerstukken: 34987)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2018, Stb. 2018, 488 (uitgifte: 27-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie en Veiligheid
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
1.
De rechter houdt bij de beslissing over een vordering krachtens artikel 5, eerste lid, of artikel 6, eerste lid, of over een verzoek krachtens artikel 5, tweede lid, en bij het beoordelen van de evenredigheid ervan, rekening met de specifieke omstandigheden van het geval, met inbegrip van:
- a.
de waarde en andere specifieke kenmerken van het bedrijfsgeheim;
- b.
de maatregelen die zijn genomen om het bedrijfsgeheim te beschermen;
- c.
de handelwijze van de inbreukmaker bij het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim;
- d.
de effecten van het onrechtmatig gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim;
- e.
de rechtmatige belangen van de partijen en de mogelijke effecten van het bevelen of afwijzen van de maatregelen voor de partijen;
- f.
de rechtmatige belangen van derden;
- g.
het algemeen belang, en
- h.
de bescherming van grondrechten.
2.
Wanneer de rechter de looptijd van de staking of het verbod, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a en b, beperkt, moet deze looptijd lang genoeg zijn om de handels- en economische voordelen teniet te doen die de inbreukmaker zou hebben kunnen halen uit het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim.
3.
Op vordering van de persoon jegens wie een maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a en b, is genomen, kan deze maatregel worden ingetrokken of anderszins buiten werking worden gesteld indien er geen sprake meer is van een bedrijfsgeheim op gronden die niet aan die persoon kunnen worden toegerekend.
4.
Op vordering van de persoon jegens wie een maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste lid, kan worden genomen, kan de rechter deze persoon bevelen om in plaats van de toepassing van deze maatregel een schadevergoeding te betalen aan de houder van het bedrijfsgeheim indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a.
op het moment van het gebruiken of openbaar maken wist deze persoon niet of had hij onder de omstandigheden niet hoeven weten dat het bedrijfsgeheim werd verkregen van een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die het bedrijfsgeheim op een onrechtmatige manier gebruikte of openbaar maakte;
- b.
de uitvoering van de maatregelen zou deze persoon onevenredige schade toebrengen, en
- c.
de schadevergoeding aan de benadeelde partij is redelijk en billijk.
5.
De schadevergoeding, bedoeld in het vierde lid, bedraagt niet meer dan het bedrag van de royalty’s of vergoedingen dat verschuldigd was geweest indien die persoon toestemming had gevraagd om het desbetreffende bedrijfsgeheim te gebruiken, voor de periode waarin het gebruik van het bedrijfsgeheim verboden had kunnen worden.