Einde inhoudsopgave
Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds
Artikel 269 Verhouding tot WTO-verplichtingen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2016
- Bronpublicatie:
27-06-2014, Trb. 2014, 210 (uitgifte: 11-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-06-2016, Trb. 2016, 88 (uitgifte: 28-06-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
EU-recht / Marktintegratie
Internationaal publiekrecht / Algemeen
1.
Een beroep op de bepalingen van dit hoofdstuk over de beslechting van geschillen doet geen afbreuk aan enige maatregel in het kader van de WTO, waaronder geschillenbeslechtingsprocedures.
2.
Wanneer evenwel een partij in verband met een specifieke maatregel een procedure voor de beslechting van een geschil heeft ingeleid, hetzij krachtens dit hoofdstuk, hetzij krachtens de WTO-Overeenkomst, kan zij in verband met dezelfde maatregel geen procedure voor geschillenbeslechting in het andere forum inleiden totdat de eerste procedure is afgesloten. Bovendien mag een partij in verband met een identieke verplichting uit hoofde van deze overeenkomst en de WTO-Overeenkomst niet in beide fora een procedure inleiden. In dat geval mogen de partijen zich, zodra een procedure voor geschillenbeslechting is ingeleid, tot het gekozen forum wenden, met uitsluiting van het andere forum, tenzij het gekozen forum om procedurele of bevoegdheidsredenen geen uitspraak kan doen in de procedure ten aanzien van de schending van die verplichting.
3.
Voor de toepassing van lid 2 van dit artikel worden:
- a)
procedures voor geschillenbeslechting krachtens de WTO-Overeenkomst geacht te zijn ingeleid wanneer een partij overeenkomstig artikel 6 van het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen, opgenomen in bijlage 2 bij de WTO-Overeenkomst, een verzoek om instelling van een panel indient, en worden zij geacht te zijn beëindigd wanneer het DSB overeenkomstig artikel 16 en artikel 17, lid 14, van het DSU het verslag van dat panel respectievelijk, in voorkomend geval, het verslag van de Beroepsinstantie goedkeurt, en
- b)
procedures voor geschillenbeslechting krachtens dit hoofdstuk geacht te zijn ingeleid wanneer een partij overeenkomstig artikel 248 van deze overeenkomst een verzoek om instelling van een arbitragepanel indient, en worden zij geacht te zijn beëindigd wanneer het arbitragepanel overeenkomstig artikel 253 van deze overeenkomst de partijen en het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, als beschreven in artikel 408, lid 4, van deze overeenkomst, van zijn uitspraak in kennis stelt.
4.
Geen enkele bepaling in deze overeenkomst belet dat een partij de opschorting van de verplichtingen die is toegestaan door het DSB, ten uitvoer legt. Er kan geen beroep op de WTO-Overeenkomst worden gedaan om te beletten dat een partij de verplichtingen uit hoofde van dit hoofdstuk opschort.