Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake psychotrope stoffen
Artikel 8 Vergunningen
Geldend
Geldend vanaf 16-08-1976
- Bronpublicatie:
21-02-1971, Trb. 1989, 129 (uitgifte: 04-10-1989, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-08-1976
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-02-1971, Trb. 1989, 129 (uitgifte: 04-10-1989, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De Partijen eisen voor de vervaardiging van, handel (met inbegrip van uitvoer- en invoerhandel) in, en afgifte van de stoffen vermeld op de Lijsten II, III en IV vergunningen of andere soortgelijke maatregelen van toezicht.
2.
De Partijen dienen:
- a)
toezicht te houden op alle behoorlijk gemachtigde personen en ondernemingen die zich bezighouden met of deelnemen aan de vervaardiging van, handel (met inbegrip van uitvoer- en invoerhandel) in, of afgifte van stoffen bedoeld in het eerste lid;
- b)
de inrichtingen en percelen waar deze vervaardiging, handel of afgifte mag plaatsvinden te onderwerpen aan een vergunningenstelsel of andere soortgelijke maatregelen van toezicht; en
- c)
ervoor te zorgen dat veiligheidsmaatregelen worden genomen met betrekking tot deze inrichtingen en percelen ter voorkoming van diefstal of ander oneigenlijk gebruik van de voorraden.
3.
De bepalingen in het eerste en tweede lid van dit artikel met betrekking tot het vergunningenstelsel of andere soortgelijke maatregelen van toezicht behoeven niet te gelden voor personen bij het daadwerkelijk verrichten van therapeutische of wetenschappelijke werkzaamheden waartoe zij bevoegd zijn.
4.
De Partijen eisen dat alle personen die vergunningen verkrijgen overeenkomstig dit Verdrag of die anderszins bevoegd zijn overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid van dit artikel of letter b) van artikel 7, voldoende gekwalificeerd zijn om een doeltreffende en getrouwe uitvoering van de bepalingen van de wetten en voorschriften aangenomen ingevolge dit Verdrag te waarborgen.