Einde inhoudsopgave
Verordening (Euratom) 2016/52 vaststelling maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar
Artikel 3 Toepasselijke maximaal toelaatbare niveaus
Geldend
Geldend vanaf 09-02-2016
- Bronpublicatie:
15-01-2016, PbEU 2016, L 13 (uitgifte: 20-01-2016, regelingnummer: 2016/52)
- Inwerkingtreding
09-02-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-01-2016, PbEU 2016, L 13 (uitgifte: 20-01-2016, regelingnummer: 2016/52)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Straling
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Algemeen
Dierenrecht / Veehouderij
1.
Wanneer de Commissie, met name krachtens de regeling van de Gemeenschap voor snelle uitwisseling van informatie in het geval van stralingsgevaar dan wel krachtens het Verdrag van het IAEA van 26 september 1986 inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval, officiële informatie ontvangt over een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar dat waarschijnlijk tot een significante radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders zal leiden of er al toe heeft geleid, stelt de Commissie een uitvoeringsverordening vast waarbij maximaal toelaatbare niveaus worden ingevoerd voor de potentieel besmette levensmiddelen of diervoeders die in de handel zouden kunnen worden gebracht.
Onverminderd artikel 3, lid 4, zullen de toepasselijke maximaal toelaatbare niveaus in de uitvoeringsverordening niet hoger liggen dan de niveaus in de bijlagen I, II en III. Deze uitvoeringsverordening wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
In geval van dwingende redenen van urgentie in verband met de omstandigheden van het nucleair ongeval of ander stralingsgevaar, stelt de Commissie een onmiddellijk toepasselijke uitvoeringsverordening vast overeenkomstig de in artikel 5, lid 3, bedoelde procedure.
2.
De geldigheidsduur van de in het kader van lid 1 vastgestelde uitvoeringsverordeningen is zo kort mogelijk. De geldigheidsduur van de eerste uitvoeringsverordening na een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar is niet langer dan drie maanden.
Uitvoeringsverordeningen worden periodiek geëvalueerd door de Commissie, en indien passend gewijzigd op grond van de aard en de plaats van het ongeval en van de evolutie van het daadwerkelijk gemeten niveau van radioactieve besmetting.
3.
Bij het opstellen of evalueren van de uitvoeringsverordeningen, houdt de Commissie rekening met de overeenkomstig de artikelen 30 en 31 van het Verdrag vastgestelde basisnormen, met inbegrip van de beginselen van rechtvaardiging en optimalisering, om de omvang van de individuele doses, de kans op blootstelling en het aantal blootgestelde personen zo laag te houden als redelijkerwijs mogelijk is, met inachtneming van de huidige stand van de technische kennis en van economische en maatschappelijke factoren.
Bij het evalueren van de uitvoeringsverordeningen raadpleegt de Commissie de deskundigengroep vermeld in artikel 31 van het Verdrag wanneer een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar een zodanig grootschalige besmetting van in de Gemeenschap geconsumeerde levensmiddelen of diervoeders veroorzaakt dat de redenering en de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de maximaal toelaatbare niveaus bepaald in de bijlagen I, II en III bij deze verordening niet meer gelden. De Commissie kan om het advies van die deskundigengroep vragen in elk ander geval van besmetting van in de Gemeenschap geconsumeerde levensmiddelen of diervoeders.
4.
Zonder afbreuk te doen aan de gezondheidsbeschermingsdoelstelling van deze verordening, kan de Commissie door middel van uitvoeringsverordeningen een lidstaat, op zijn verzoek en gelet op uitzonderlijke in die lidstaat heersende omstandigheden, toestaan tijdelijk af te wijken van de maximaal toelaatbare niveaus voor bepaalde op zijn grondgebied geconsumeerde levensmiddelen of diervoeders. Die afwijkingen worden gebaseerd op wetenschappelijk bewijs en terdege gerechtvaardigd door de omstandigheden, in het bijzonder maatschappelijke factoren die zich in de betrokken lidstaat voordoen.