Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling zeevisserij
Artikel 29 Bepaling contingent
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
21-12-2023, Stcrt. 2023, 35804 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: WJZ/41350256)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2023, Stcrt. 2023, 35804 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: WJZ/41350256)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
Voor zover een ondernemer op 31 december om 24.00 uur van enig jaar voor zijn vissersvaartuig een recht op een contingent had van een in bijlage 8 vermelde vissoort, heeft hij gedurende het daaropvolgende kalenderjaar voor dat vissersvaartuig recht op een contingent van die vissoort ter grootte van het in bijlage 8 bij die vissoort vermelde percentage.
2.
Een ondernemer heeft slechts recht op een contingent tong of schol, indien hij ook recht heeft op een contingent schol onderscheidenlijk tong.
3.
Voor de bepaling van een contingent voor een kalenderjaar wordt de hoeveelheid waarmee het contingent voor het daaraan voorafgaande jaar ingevolge artikel 39 is gekort, niet meegerekend.
4.
De minister wijzigt het in het eerste lid genoemde percentage voor een vissoort indien ten gevolge van een bindende EU-rechtshandeling de in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden of in bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2023, voor zover van toepassing voor 2024, aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden van die vissoort worden verlaagd.
5.
De minister kan ten behoeve van een ondernemer die zijn contingent van een vissoort nog niet heeft overschreden, het in het eerste lid genoemde percentage wijzigen indien:
- a.
het Nederlands quotum voor die vissoort daartoe ruimte biedt; of
- b.
ten gevolge van de in artikel 14 van de verordening vangstmogelijkheden genoemde bepalingen, wijziging optreedt in de voor Nederland beschikbare hoeveelheid van die vissoort.