Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2018/1806 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 18-12-2018
- Bronpublicatie:
14-11-2018, PbEU 2018, L 303 (uitgifte: 28-11-2018, regelingnummer: 2018/1806)
- Inwerkingtreding
18-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-11-2018, PbEU 2018, L 303 (uitgifte: 28-11-2018, regelingnummer: 2018/1806)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
1.
Een lidstaat kan voorzien in uitzonderingen op de in artikel 3 bedoelde visumplicht of op de in artikel 4 bedoelde vrijstelling van de visumplicht ten aanzien van:
- a)
houders van diplomatieke paspoorten, dienst- of officiële paspoorten of speciale paspoorten;
- b)
civiele vliegtuig- en scheepsbemanningsleden in de uitoefening van hun functies;
- c)
civiele scheepsbemanningsleden, wanneer zij aan wal gaan, die houder zijn van een identiteitsbewijs voor zeevarenden dat is afgegeven overeenkomstig de Verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie nr. 108 van 13 mei 1958 of nr. 185 van 19 juni 2003 of het Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie van 9 april 1965 inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee;
- d)
bemanningsleden en andere leden van hulp- of reddingsmissies in geval van een ramp of een ongeval;
- e)
civiele bemanningen van schepen die internationale binnenwateren bevaren;
- f)
houders van reisdocumenten die door intergouvernementele internationale organisaties waarvan ten minste één lidstaat lid is of door andere entiteiten die door de betrokken lidstaat als internationale rechtssubjecten zijn erkend, zijn afgegeven aan ambtenaren van deze organisaties of entiteiten.
2.
Een lidstaat kan vrijstelling van de onder artikel 3 bedoelde visumplicht verlenen aan:
- a)
scholieren die onderdaan zijn van een in bijlage I opgenomen derde land, die in een in bijlage II opgenomen derde land of in Zwitserland of Liechtenstein verblijven, en die deelnemen aan een schoolreis als leden van een door een leerkracht van de betrokken school begeleide groep scholieren;
- b)
erkende vluchtelingen en staatlozen, indien het land waar zij verblijven en dat hun reisdocumenten heeft afgegeven, is opgenomen in bijlage II;
- c)
leden van de krijgsmacht die zich verplaatsen in het kader van de NAVO of het Partnerschap voor de Vrede en die in het bezit zijn van de identiteits- en reisbewijzen die zijn bedoeld in het Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantische Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten van 19 juni 1951;
- d)
onverminderd de vereisten die voortvloeien uit de op 20 april 1959 te Straatsburg ondertekende Europese Overeenkomst van de Raad van Europa inzake de afschaffing van visa voor erkende vluchtelingen, staatlozen en andere personen zonder nationaliteit die in het Verenigde Koninkrijk of Ierland verblijven en die houders zijn van een reisdocument dat is afgegeven door het Verenigd Koninkrijk of Ierland en dat is erkend door de betrokken lidstaat.
3.
Een lidstaat kan voorzien in uitzonderingen op de in artikel 4 bepaalde vrijstelling van de visumplicht voor personen die tijdens hun verblijf een bezoldigde activiteit verrichten.