Einde inhoudsopgave
Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie
Artikel 25 (facultatieve weigeringsgronden)
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2009
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Oorspronkelijk art. 25 vernummerd tot art. 37.
- Bronpublicatie:
05-03-2009, Stb. 2009, 124 (uitgifte: 01-01-2009, kamerstukken: 31555)
- Inwerkingtreding
01-06-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2009, Stb. 2009, 224 (uitgifte: 01-01-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Strafprocesrecht (V)
1.
De officier van justitie kan de erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing tot confiscatie weigeren indien het feit waarvoor de beslissing tot confiscatie is opgelegd:
- 1°
geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied of buiten Nederland aan boord van een Nederlands vaartuig of luchtvaartuig te zijn gepleegd; of
- 2°
buiten het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat is gepleegd, terwijl naar Nederlands recht geen vervolging zou kunnen worden ingesteld indien het feit buiten Nederland zou zijn gepleegd.
Indien de strafprocedure die leidde tot de beslissing tot confiscatie zowel betrekking had op een gronddelict als op het witwassen van geld, wordt onder ‘het feit’ voor de toepassing van dit lid het gronddelict verstaan.
2.
Tevens kan de officier van justitie de erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing tot confiscatie weigeren indien hij van oordeel is dat die beslissing is gegeven met toepassing van verruimde confiscatiebevoegdheden zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel g, onder 4°.
3.
De erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissing tot confiscatie worden niet geweigerd op grond van dit artikel, dan nadat de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat in de gelegenheid is gesteld hieromtrent inlichtingen te verschaffen.