Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië inzake sociale zekerheid
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1994
- Redactionele toelichting
In het Tractatenblad is dit artikel niet genummerd.
- Bronpublicatie:
23-10-1992, Trb. 1993, 97 (uitgifte: 09-07-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-1993, Trb. 1993, 196 (uitgifte: 01-01-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationale sociale zekerheid / Vrij verkeer
1.
Een werknemer die aan de door de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij gestelde voorwaarden voor het recht op prestaties voldoet, heeft, tijdens een verblijf op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, recht op verstrekkingen, wanneer zijn gezondheidstoestand deze verstrekkingen onmiddellijk noodzakelijk maakt.
2.
Een werknemer die recht heeft op prestaties voor rekening van een orgaan van een van de Verdragsluitende Partijen, en die woont op het grondgebied van bedoelde Partij, behoudt dit recht wanneer hij zijn woonplaats overbrengt naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij. Alvorens zijn woonplaats over te brengen, heeft de werknemer evenwel de toestemming nodig van het bevoegde orgaan. De toestemming kan alleen worden geweigerd indien de verplaatsing nadelig is voor zijn gezondheidstoestand of voor het ondergaan van een medische behandeling.
3.
Wanneer een werknemer, overeenkomstig het bepaalde in de voorgaande leden, recht heeft op prestaties, worden de verstrekkingen voor rekening van het bevoegde orgaan verleend door het orgaan van de woon- of verblijfplaats volgens de bepalingen van de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, in het bijzonder wat betreft de omvang en de wijze van verlening van de verstrekkingen; de periode gedurende welke deze verstrekkingen worden verleend, is echter gelijk aan die is voorzien in de wettelijke regeling van het bevoegde land.
4.
In de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde gevallen worden prothesen, kunstmiddelen van grotere omvang en andere belangrijke verstrekkingen, behalve in onmiskenbare spoedgevallen, slechts verschaft als het bevoegde orgaan daartoe vooraf machtiging verleent.
Met de goedkeuring van de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen stellen de verbindingsorganen bedoeld in het administratief akkoord voor de toepassing van het Verdrag een lijst op van verstrekkingen waarop dit lid van toepassing is.
5.
In de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde gevallen worden de uitkeringen door het bevoegde orgaan volgens de bepalingen van de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling verleend. Deze uitkeringen mogen door bemiddeling van het orgaan van de woon- of verblijfplaats voor rekening van het bevoegde orgaan worden verleend overeenkomstig de door de bevoegde autoriteiten in een administratief akkoord voor de toepassing van het Verdrag vast te stellen regels.
6.
Wat de verstrekkingen betreft, is het bepaalde in het eerste tot en met het vierde lid van dit artikel van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de werknemer.
7.
Het bepaalde in het eerste en het zesde lid van dit artikel is niet van toepassing op personen die zich begeven naar het grondgebied van de Verdragsluitende Partij anders dan het bevoegde land ten einde medische hulp te ontvangen.
8.
Wat de omvang en de wijze van verlening van verstrekkingen betreft, kunnen de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen in onderlinge overeenstemming vaststellen dat andere bepalingen worden toegepast dan die welke in het derde lid van dit artikel zijn vermeld.