Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië inzake sociale zekerheid
Aanvullend Protocol
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2004
- Redactionele toelichting
Dit Protocol wordt voorlopig toegepast met ingang van 01-01-2003.
- Bronpublicatie:
19-11-2002, Trb. 2002, 229 (uitgifte: 18-12-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-11-2004, Trb. 2004, 279 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationale sociale zekerheid / Vrij verkeer
bij het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië
Artikel 1. Verificatie van aanvragen en betalingen
1
Het bevoegde orgaan van de ondertekenende Staat waarbij een aanvraag om uitkering is ingediend, is verplicht de juistheid van de inlichtingen met betrekking tot de aanvrager en, in voorkomend geval, tot de gezinsleden te verifiëren en moet bewijsstukken of vergelijkbare stukken verstrekken aan het bevoegde orgaan van de andere ondertekenende Staat, zodanig dat deze laatste de behandeling van de aanvraag kan voortzetten.
2
Het eerste lid is eveneens van toepassing wanneer het bevoegde orgaan van één van de ondertekenende Staten een verzoek indient bij het orgaan van de andere Staat om een onderzoek uit te voeren naar de rechtmatigheid van de betalingen aan uitkeringsgerechtigden die wonen of verblijven op het grondgebied van één van beide ondertekenende Staten.
3
De in het eerste en tweede lid bedoelde inlichtingen omvatten eveneens het adres, het werk, het schoolbezoek, het inkomen, de gezinssituatie en de arbeidsgeschiktheid of de gezondheidstoestand.
4
De bevoegde organen van de ondertekenende Staten kunnen zich rechtstreeks wenden tot elkaar of tot de uitkeringsgerechtigden of tot hun vertegenwoordigers.
5
Inlichtingen kunnen rechtstreeks bij elkaar worden ingewonnen door de bevoegde organen of de verbindingsorganen van de Verdragsluitende Staten.
Het bevoegde orgaan of het verbindingsorgaan dat het verzoek om inlichtingen heeft ontvangen dient een antwoord te verstrekken binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van ontvangst, waarbij het poststempel geldt als bewijs.
Indien de inlichtingen niet binnen de gestelde termijn worden verstrekt, kan het bevoegde orgaan zich wenden tot de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigers van hun land in de accrediterende Staat.
Deze vertegenwoordigers richten zich tot het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de accrediterende Staat, dat zich tot de bevoegde autoriteit zoals bepaald in het bilaterale Verdrag inzake sociale zekerheid wendt met vragen die behoren tot de bevoegdheid van deze autoriteit.
Indien het inlichtingen betreft die behoren tot de bevoegdheid van andere autoriteiten, wendt het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich tot de desbetreffende bevoegde autoriteit om deze inlichtingen in te winnen.
In alle gevallen dienen de antwoorden op de verzoeken om inlichtingen door het Ministerie van Buitenlandse Zaken te worden gezonden aan de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigers die deze verzoeken hebben ingediend.
Artikel 2. Identificatie
Om het recht op een uitkering en de rechtmatigheid van de betaling krachtens de Nederlandse wetgeving te kunnen vaststellen, zijn de personen op wie het Verdrag van toepassing is verplicht hun identiteit aan te tonen bij het bevoegde orgaan van Tunesië door overlegging van een officieel identiteitsbewijs.
Het bevoegde orgaan van Tunesië kan aldus de persoon naar behoren identificeren aan de hand van het identiteitsbewijs dat deze overlegt. Genoemd orgaan zendt vervolgens een afschrift van het identiteitsbewijs aan het bevoegde orgaan van Nederland.
Een geldig paspoort of geldige identiteitskaart afgegeven door een bevoegde autoriteit van de woonplaats van de belanghebbende vormt een identiteitsbewijs.
Artikel 3. Terugvordering van onverschuldigde betalingen
1
De voor tenuitvoerlegging vatbare rechterlijke uitspraken en beslissingen alsmede die van de organen of autoriteiten van een van de ondertekenende Staten betreffende de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen terzake van sociale zekerheid worden door de andere Staat erkend.
2
Deze uitspraken en beslissingen kunnen slechts worden afgewezen indien zij strijdig zijn met de openbare orde van de ondertekenende Staat waar de rechterlijke uitspraak of de beslissing moet worden erkend.
3
De in het eerste lid bedoelde uitspraken en beslissingen moeten door de andere ondertekenende Staat ten uitvoer worden gelegd. De tenuitvoerlegging ervan geschiedt overeenkomstig de wettelijke bepalingen van de Staat op het grondgebied waarvan de beslissing moet worden toegepast en die in die Staat van kracht zijn voor de tenuitvoerlegging van genomen beslissingen en gedane uitspraken.
Het gewaarmerkte afschrift van de beslissing of uitspraak moet worden voorzien van de uitvoerbaarheidverklaring.
4
Wanneer het bevoegde orgaan van een ondertekenende Staat met toepassing van het Verdrag of van de nationale wetgeving aan een rechthebbende een invaliditeits-, ouderdoms- of nabestaandenuitkering heeft betaald, en het betaalde bedrag onverschuldigd is of hoger dan dat waarop hij recht had, kan dit orgaan het orgaan van de bevoegde Staat dat aan de belanghebbende een uitkering verstrekt, verzoeken het onverschuldigde of te veel betaalde bedrag in mindering te brengen op aan de belanghebbende te betalen achterstallige bedragen of uitkeringen. Dit orgaan houdt het betrokken bedrag in overeenkomstig de voorwaarden vastgesteld in de bepalingen die het toepast en betaalt het ingehouden bedrag aan het orgaan dat een vordering heeft.
Artikel 4. Inning van premies
1
De voor tenuitvoerlegging vatbare rechterlijke uitspraken en beslissingen alsmede die van de organen of autoriteiten van een van de ondertekenende Staten betreffende de inning van premies terzake van sociale zekerheid worden door de andere Staat erkend.
2
Deze uitspraken en beslissingen kunnen slechts worden afgewezen indien zij strijdig zijn met de openbare orde van de ondertekenende Staat waar de rechterlijke uitspraak of de beslissing moet worden erkend.
3
De in het eerste lid bedoelde uitspraken en beslissingen moeten door de andere ondertekenende Staat ten uitvoer worden gelegd. De tenuitvoerlegging ervan geschiedt overeenkomstig de wettelijke bepalingen van de Staat op het grondgebied waarvan de beslissing moet worden toegepast en die in die Staat van kracht zijn voor de tenuitvoerlegging van genomen beslissingen en gedane uitspraken.
Het gewaarmerkte afschrift van de beslissing of uitspraak moet worden voorzien van de uitvoerbaarheidverklaring.
Artikel 5. Weigering, opschorting, intrekking
Het bevoegde orgaan van een van de Verdragsluitende Partijen is gerechtigd de invaliditeits-, ouderdoms- of nabestaandenuitkering, alsmede de kinderbijslagen te weigeren, op te schorten of in te trekken indien, als gevolg van zijn verzoek, de belanghebbende, de rechthebbende of het bevoegde orgaan van de andere Partij verzuimt inlichtingen te verstrekken binnen een termijn van drie maanden volgend op dat verzoek.
Deze termijn kan door het bevoegde orgaan worden verlengd ingeval er een beroep wordt gedaan op de procedure die is vastgelegd onder punt 5 van bovenstaand artikel 1.
Indien de belanghebbende of leden van zijn gezin alsmede het bevoegde orgaan niet in staat waren inlichtingen te verstrekken vanwege redenen buiten hun wil, zal de uitkering niettemin worden geweigerd, opgeschort of ingetrokken na kennisgeving van de termijnen en rechtsmiddelen waarin de wetgeving voorziet die van toepassing is op het orgaan van de andere Staat.