Einde inhoudsopgave
Douane- en Accijnswet BES
Artikel 2.61
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2012
- Bronpublicatie:
24-11-2011, Stb. 2011, 562 (uitgifte: 02-12-2011, kamerstukken: 32810)
- Inwerkingtreding
01-01-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2011, Stb. 2011, 562 (uitgifte: 02-12-2011, kamerstukken: 32810)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
1.
De inspecteur is te allen tijde bevoegd vervoermiddelen aan onderzoek te onderwerpen.
2.
Bij visitatie van een vervoermiddel is de inspecteur bevoegd het vervoermiddel, en de daarin, daaronder of daarop aanwezige goederen, aan alle onderzoekingen en opnemingen te onderwerpen die hij nodig oordeelt.
3.
Ten behoeve van een visitatie is de inspecteur bevoegd van de bestuurder dan wel de gezagvoerder van het vervoermiddel te vorderen dat deze zijn vervoermiddel vaart laat minderen, bijdraait, landt, stilhoudt, naar een door hem aangewezen plaats overbrengt, aanlegt en de motor buiten werking stelt.
4.
Bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie wordt bepaald op welke wijze de in het derde lid bedoelde vordering tot stilstaan wordt gedaan.
5.
Bij de onderzoekingen en opnemingen, noodzakelijk naar het oordeel van de inspecteur, van goederen die zich in vervoer bevinden, is de gezagvoerder of de bestuurder van het vervoermiddel, of de beheerder van de goederen gehouden op eerste vordering van de inspecteur, deze inzage te verlenen van de bij het vervoermiddel of de goederen behorende vracht- of ladingspapieren, alsmede van de bescheiden welke krachtens deze wet bij de goederen aanwezig moeten zijn. Artikel 2.54 is van overeenkomstige toepassing.
6.
Degene aan wie inzage van de in het vijfde lid bedoelde papieren of bescheiden wordt verzocht, wordt geacht die in zijn bezit te hebben, tenzij hij het tegendeel aannemelijk maakt.