Einde inhoudsopgave
Mijnbouwwet
Artikel 24ab [Wijziging of intrekking]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
13-10-2022, Stb. 2022, 438 (uitgifte: 07-11-2022, kamerstukken: 35531)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-04-2023, Stb. 2023, 140 (uitgifte: 25-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Energierecht (V)
1.
Onze Minister kan op aanvraag van een houder van een startvergunning aardwarmte een startvergunning aardwarmte wijzigen of intrekken.
2.
Onze Minister kan een startvergunning aardwarmte wijzigen of intrekken:
- a.
indien de bij de aanvraag verstrekte gegevens of bescheiden zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens of omstandigheden volledig bekend waren geweest;
- b.
indien dat wordt gerechtvaardigd door veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten inzake:
- 1°
de veiligheidsrisico’s voor omwonenden of het voorkomen van schade aan gebouwen of infrastructurele werken of de functionaliteit daarvan;
- 2°
het voorkomen van nadelige gevolgen voor het milieu als gevolg van de wijze van opsporen en winnen;
- 3°
de financiële mogelijkheden van de houder om de kosten in verband met de opsporing en winning en de hierbij behorende aansprakelijkheden, waaronder het stellen van financiële zekerheid, anders dan bedoeld in de artikelen 46 en 47, ter dekking van de aansprakelijkheid voor de schade door verontreiniging van grondwater of bodem in verband met de opsporing en winning van aardwarmte indien de in de aanvraag aangegeven aardlagen zich geheel of gedeeltelijk bevinden onder een gebied dat is aangewezen voor de winning van drinkwater uit grondwater, te dragen en om kosten in verband met het geheel of gedeeltelijk buiten gebruik stellen van een boorgat tijdens of na afloop van de looptijd van de startvergunning te dragen;
- c.
indien er niet langer een uitvoerder aardwarmte is waarmee Onze Minister heeft ingestemd;
- d.
indien niet overeenkomstig de startvergunning aardwarmte is of wordt gehandeld.
3.
Onze Minister beslist op een aanvraag om wijziging of intrekking van een startvergunning aardwarmte binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.
4.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld inzake de gronden, bedoeld in het tweede lid.