Einde inhoudsopgave
Mijnbouwwet
Artikel 46 [Zekerheidstelling voor aansprakelijkheid schade bodembeweging]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
13-10-2022, Stb. 2022, 438 (uitgifte: 07-11-2022, kamerstukken: 35531)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-04-2023, Stb. 2023, 140 (uitgifte: 25-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Energierecht (V)
1.
Onze Minister kan bepalen dat zekerheid gesteld dient te worden ter dekking van de aansprakelijkheid voor de schade die naar redelijke schatting ontstaat door beweging van de aardbodem als gevolg van het winnen van delfstoffen.
2.
Op verzoek van Onze Minister wordt aan hem een goed onderbouwd rapport overgelegd, waaruit blijkt welke schade naar redelijke schatting zal ontstaan.
3.
Het bedrag en de termijn waarvoor en het tijdstip en de wijze waarop de zekerheid wordt gesteld, dienen ten genoegen van Onze Minister te zijn.
4.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op het opsporen en winnen van aardwarmte en het opslaan van stoffen.
5.
Dit artikel geldt, tenzij in de desbetreffende vergunning anders is bepaald, niet met betrekking tot het winnen van delfstoffen of aardwarmte of het opslaan van stoffen in het continentaal plat en onder de territoriale zee, voorzover het winnen of het opslaan plaatsvindt vanuit of in een voorkomen dat gelegen is aan de zeezijde van de in de bijlage bij deze wet vastgelegde lijn.
6.
Artikel 41, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat, indien een vergunning wordt overgedragen na het bekend worden van schade, de verplichtingen van dit artikel wat betreft die schade blijven rusten op degene die ten tijde van dat bekend worden de houder van de vergunning of de in artikel 22 bedoelde aangewezen persoon was.