Einde inhoudsopgave
Invoeringswet Wetboek van Strafrecht
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-09-1886
- Redactionele toelichting
De handhaving van de artikelen 2 en 7 van de Wet van 17-09-1870, Stb. 162 is afgeschaft bij Wet van 05-07-1921, Stb. 841 (iwtr. 01-01-1923; bron iwtr.: 02-09-1922, Stb. 541).
- Bronpublicatie:
15-04-1886, Stb. 1886, 64 (uitgifte: 13-05-1886, kamerstukken/regelingnummer: -)
15-04-1886, Stb. 1886, 64 (uitgifte: 13-05-1886, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-1886
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-04-1886, Stb. 1886, 64 (uitgifte: 13-05-1886, kamerstukken/regelingnummer: -)
15-04-1886, Stb. 1886, 64 (uitgifte: 13-05-1886, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Financiën
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Algemeen
Op het in art. 2 vermelde tijdstip zijn afgeschaft:
- a.
het Fransche Wetboek van Strafrecht (Code Pénal), voor zoover het thans nog hier te lande van kracht is;
- b.
het besluit van den Souvereinen Vorst van 24 Januari 1814 (Staatsblad n°. 17), omtrent den boekhandel en den eigendom van letterkundige werken, voor zooverre dit besluit nog niet is afgeschaft;
- c.
de wetten van:
6 October 1791, concernant les biens et usages ruraux et la police rurale;
28 September 1816 (Staatsblad n°. 51), ‘tot vaststelling van straffen voor hen, die vreemde Mogendheden beleedigen’;
12 December 1817 (Staatsblad n°. 33), ‘houdende straffen tegen degenen, die, niet aan den militairen rechtsdwang onderworpen, de desertie van het krijgsvolk begunstigen’;
20 November 1818 (Staatsblad n°. 39), ‘houdende strafbepalingen om den slavenhandel te beteugelen’;
23 December 1824 (Staatsblad n°. 75), ‘houdende daarstelling van nadere maatregelen tot wering en uitroeijing van den slavenhandel’;
16 Mei 1829 (Staatsblad n°. 34), ‘houdende aanvulling van eenige gapingen in het Wetboek van Strafrecht’;
19 Mei 1829 (Staatsblad n°. 35), ‘strekkende om de vermenging van vergiftige of andere schadelijke zelfstandigheden in eet- en drinkwaren te beteugelen’;
1 Juni 1830 (Staatsblad n°. 15), ‘tot beteugeling van hoon en laster en andere vergrijpen tegen het openbaar gezag en de algemeene rust’;
24 April 1836 (Staatsblad n°. 13), ‘betrekkelijk de misdaden van valsche munt en muntschennis’;
10 Mei 1837 (Staatsblad n°. 21), ‘houdende tijdelijke aanvulling der bepalingen omtrent de enkele en bedriegelijke bankbreuk’;
3 Mei 1851 (Staatsblad n°. 44), ‘regelende de verjaring der straffen, uitgesproken wegens de misdrijven, vermeld in de wetten van 16 Mei 1829 (Staatsblad n°. 34) en 1 Juni 1830 ( Staatsblad n°. 15)’;
28 Juni 1851 (Staatsblad n°. 68), ‘tot invoering van het stelsel van eenzame opsluiting ten aanzien van enkele op te leggen straffen’;
3 Maart 1852 (Staatsblad n°. 20), ‘regelende de gevolgen van door den militairen strafregter uitgesproken veroordeelingen bij later gepleegde misdaad of wanbedrijf’;
29 Juni 1854 (Staatsblad n°. 102), ‘houdende eenige veranderingen in de straffen op misdrijven gesteld’;
3 Juni 1859 (Staatsblad n°. 44), ‘houdende wijziging en aanvulling der wet van 12 December 1817 (Staatsblad n°. 33), met opzigt tot het koopen, in pand of bewaring nemen, of ontvangen van militaire kleedingstukken enz.’;
25 December 1860 (Staatsblad n°. 102), ‘houdende aanvulling van art. 10 der wet van 29 Juni 1854 (Staatsblad n°. 102), omtrent strafbare poging tot misdaad’;
22 April 1864 (Staatsblad n°. 29), ‘houdende bepalingen voor het geval van wanbetaling van boeten in strafzaken’;
17 September 1870 (Staatsblad n°. 162), ‘tot afschaffing der doodstraf’. De artt. 2 en 7 dezer wet blijven van kracht;
24 Juli 1871 (Staatsblad n°. 84), tot wijziging van art. 7 der wet van 29 Juni 1854 (Staatsblad n°. 102), ‘houdende eenige veranderingen in de straffen op misdrijven gesteld’;
12 April 1872 (Staatsblad n°. 23), ‘houdende bedreiging van straf tegen de vernieling en de onbruikbaarmaking van schepen en andere vaartuigen door andere dan de in artt. 434 en 435 van het Wetboek van Strafrecht genoemde middelen’;
12 April 1872 (Staatsblad n°. 24), ‘tot vervanging van de artt. 414, 415 en 416 van het Wetboek van Strafrecht door andere bepalingen’;
31 December 1875 (Staatsblad n°. 255), ‘tot toepasselijkverklaring van art. 55 van het Wetboek van Strafrecht, voor zooveel de aansprakelijkheid voor de gerechtskosten betreft op hen, die wegens ééne en dezelfde overtreding veroordeeld worden’;
- d.
de strafbepalingen alsmede alle bepalingen omtrent onderwerpen in de acht eerste Titels van het eerste Boek van het Wetboek van Strafrecht behandeld, welke in andere dan de onder a, b en c genoemde wetten voorkomen, voor zoover die wetten vóór 1 Maart 1886 zijn in werking getreden en de bedoelde bepalingen niet in deze wet worden gehandhaafd.
Disciplinaire voorschriften worden niet als bepalingen beschouwd, onder letter d bedoeld.