Europees Cultureel Verdrag
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 05-05-1955
- Bronpublicatie:
19-12-1954, Trb. 1955, 117 (uitgifte: 18-08-1955, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
05-05-1955
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-1954, Trb. 1955, 117 (uitgifte: 18-08-1955, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Iedere Verdragsluitende Partij zal, voor zover mogelijk,
- (a)
aanmoedigen dat de onderdanen van het eigen land de talen, de geschiedenis en de beschaving van de andere Verdragsluitende Partijen bestuderen en deze Partijen faciliteiten verlenen om zulke studiën op haar gebied te bevorderen, en
- (b)
ernaar streven om de studie van haar taal of talen, geschiedenis en beschaving op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partijen te bevorderen en faciliteiten verlenen aan de onderdanen van deze Partijen om op haar grondgebied in bovengenoemde onderwerpen te studeren.