Europees Cultureel Verdrag
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 05-05-1955
- Bronpublicatie:
19-12-1954, Trb. 1955, 117 (uitgifte: 18-08-1955, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
05-05-1955
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-1954, Trb. 1955, 117 (uitgifte: 18-08-1955, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Voorstellen voor de toepassing der bepalingen van dit Verdrag en kwesties betreffende de interpretatie daarvan worden behandeld op vergaderingen van de Commissie van culturele deskundigen van de Raad van Europa.
2.
Iedere Staat welke geen lid van de Raad van Europa is en welke tot dit Verdrag is toegetreden in overeenstemming met de bepalingen van lid 4 van artikel 9 kan een vertegenwoordiger of vertegenwoordigers benoemen om aan de vergaderingen welke in het vorige lid zijn voorzien, deel te nemen.
3.
De besluiten, genomen op de vergaderingen bedoeld in lid 1 van dit artikel, worden in de vorm van aanbevelingen voorgelegd aan het Comité van Ministers van de Raad van Europa, tenzij het gaat om beslissingen welke binnen de bevoegdheid van het Comité van culturele deskundigen liggen, betrekking hebbend op zaken van administratieve aard, welke geen extra uitgaven met zich medebrengen.
4.
De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa stelt de Leden van de Raad en de Regering van iedere Staat, die tot dit Verdrag is toegetreden, van alle desbetreffende beslissingen, genomen door het Comité van Ministers of door het Comité van culturele deskundigen, in kennis.
5.
Iedere Verdragsluitende Partij stelt de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa te zijner tijd in kennis van iedere maatregel welke eventueel door haar, gevolg gevend aan de beslissingen van het Comité van Ministers of van het Comité van culturele deskundigen, met betrekking tot de toepassing van de bepalingen van dit Verdrag, wordt genomen.
6.
Indien mocht blijken dat bepaalde voorstellen voor de toepassing van dit Verdrag slechts een beperkt aantal van de Verdragsluitende Partijen interesseren, kunnen zulke voorstellen verder worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van artikel 7, mits de uitvoering daarvan geen uitgaven voor de Raad van Europa met zich medebrengt.