Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 2
Artikel 449 [Termijnen jaarrekeningprocedure]
Geldend
Geldend vanaf 30-12-2023
- Bronpublicatie:
06-12-2023, Stb. 2023, 517 (uitgifte: 29-12-2023, kamerstukken: 36157)
- Inwerkingtreding
30-12-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-12-2023, Stb. 2023, 517 (uitgifte: 29-12-2023, kamerstukken: 36157)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
1.
Het verzoek wordt ingediend binnen twee maanden na de dag waarop de jaarrekening is vastgesteld of het afzonderlijke jaarlijkse verslag of de verklaringen, bedoeld in artikel 391a lid 2, is of zijn neergelegd ten kantore van het handelsregister of op andere wijze openbaar is of zijn gemaakt zoals is voorgeschreven krachtens artikel 391a lid 2, onderdeel a. Indien het in artikel 447 bedoelde verzoek wordt gedaan ten aanzien van een effectenuitgevende instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving bedraagt de in de eerste volzin bedoelde termijn negen maanden, met dien verstande dat de termijn van een verzoek dat betrekking heeft op het verslag, bedoeld in artikel 5:25e van de Wet op het financieel toezicht, aanvangt op het moment dat het verslag overeenkomstig artikel 5:25m, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht algemeen verkrijgbaar is gesteld.
2.
Het verzoek omtrent de jaarrekening die niet is vastgesteld, kan worden gedaan tot twee maanden of, voor zover het een effectenuitgevende instelling betreft als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving, negen maanden na de dag van de deponering van de jaarrekening bij het handelsregister. Indien na de dag van de deponering de jaarrekening alsnog wordt vastgesteld, dan eindigt de termijn twee maanden of, voor zover het een effectenuitgevende instelling betreft als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving, negen maanden na de dag waarop uit een neergelegde mededeling of uit de gedeponeerde jaarrekening blijkt van die vaststelling.
3.
Indien een bericht als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wet toezicht financiële verslaggeving algemeen verkrijgbaar is gesteld, dan eindigt de termijn twee maanden na de dag waarop dit bericht algemeen verkrijgbaar is gesteld op de bij of krachtens dat artikel voorgeschreven wijze, doch niet eerder dan de termijnen, bedoeld lid 1 en lid 2.
4.
Ter zake van tekortkomingen die niet uit de stukken blijken, eindigt de termijn twee maanden of, voor zover het een effectenuitgevende instelling betreft als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving, negen maanden na de dag waarop de indiener van het verzoek daarvan in redelijkheid niet meer onkundig kon zijn, maar uiterlijk twee jaar na verloop van de termijn ingevolge de vorige leden.