Einde inhoudsopgave
Reglement voor de procesvoering van het Gerecht
Artikel 203 Partijen in het hoofdgeding
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2024
- Bronpublicatie:
10-07-2024, PbEU L 2024, 2024/2095 (uitgifte: 12-08-2024, regelingnummer: 2024/2095)
- Inwerkingtreding
01-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-07-2024, PbEU L 2024, 2024/2095 (uitgifte: 12-08-2024, regelingnummer: 2024/2095)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
EU-recht / Rechtsbescherming
1.
De partijen in het hoofdgeding zijn degenen die de verwijzende rechter overeenkomstig het nationale procesrecht als zodanig heeft aangeduid.
2.
Indien deze rechter het Gerecht te kennen geeft dat een nieuwe partij tot het hoofdgeding is toegelaten terwijl de procedure bij het Gerecht reeds aanhangig is, aanvaardt deze partij de procedure in de stand waarin deze zich bevindt op het moment van deze kennisgeving. Aan deze partij worden alle processtukken meegedeeld die aan de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden zijn betekend.
3.
Wat de vertegenwoordiging en het verschijnen van partijen in het hoofdgeding betreft, houdt het Gerecht rekening met de procedurevoorschriften die van kracht zijn bij de verwijzende rechter. In geval van twijfel of een persoon volgens het nationale recht een partij in het hoofdgeding kan vertegenwoordigen dan wel of die partij zonder vertegenwoordiger kan optreden, kan het Gerecht bij de verwijzende rechter inlichtingen inwinnen over de toepasselijke procedurevoorschriften. Wanneer de partijen in het hoofdgeding op grond van het nationale procesrecht bevoegd zijn om in rechte op te treden zonder bijstand van een advocaat of worden vertegenwoordigd door een persoon die hen krachtens ditzelfde recht mag vertegenwoordigen, zijn de regels van titel III, hoofdstuk 1, afdeling 2, van toepassing.