Einde inhoudsopgave
Tweede Protocol, opgesteld op grond van Artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen
Artikel 18 Voorbehouden
Geldend
Geldend vanaf 19-05-2009
- Bronpublicatie:
19-06-1997, Trb. 1997, 251 (uitgifte: 11-09-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
19-05-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-04-2009, Trb. 2009, 62 (uitgifte: 01-01-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Elke lidstaat kan zich het recht voorbehouden om het witwassen van geld met betrekking tot de opbrengsten van actieve en passieve corruptie alleen strafbaar te stellen in ernstige gevallen van actieve of passieve corruptie. Een lidstaat die een dergelijk voorbehoud maakt, dient de depositaris daarvan in kennis te stellen, en bij de in artikel 16, lid 2, bedoelde kennisgeving bijzonderheden te verschaffen betreffende de reikwijdte van het voorbehoud. Een dergelijk voorbehoud geldt voor een periode van vijf jaar vanaf de datum van genoemde kennisgeving, en kan eenmaal voor nogmaals vijf jaar worden verlengd.
2.
De Republiek Oostenrijk kan, bij de in artikel 16, lid 2, bedoelde kennisgeving, verklaren dat zij niet gebonden is door de artikelen 3 en 4. De geldigheid van deze verklaring eindigt vijf jaar na de datum van aanneming van de akte waarbij het onderhavige protocol is vastgesteld.
3.
Er kunnen geen andere voorbehouden worden gemaakt, met uitzondering van die bedoeld in artikel 12, lid 2, eerste en tweede streepje.