Einde inhoudsopgave
Wet langdurige zorg
Artikel 3.1.2 [Verblijf echtgenoot]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
03-12-2014, Stb. 2014, 494 (uitgifte: 12-12-2014, kamerstukken: 33891)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-12-2014, Stb. 2014, 521 (uitgifte: 18-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Maatschappelijke ondersteuning / Algemeen
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Sociale zekerheid ziektekosten / Zorgverzekering
Sociale zekerheid ziektekosten / Bijzondere ziektekosten
Gezondheidsrecht / Zorg en ziektekosten
1.
De echtgenoot van een persoon met een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, of met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die recht heeft op zorg en in een instelling verblijft, heeft in afwijking van artikel 3.2.1, eerste lid, recht op verblijf als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a, in dezelfde instelling. Hij behoudt recht op verblijf in die instelling na het overlijden van zijn echtgenoot dan wel na het vertrek van zijn echtgenoot naar een andere instelling.
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke gevallen en onder welke voorwaarden de echtgenoot van de verzekerde met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap recht heeft op verblijf als bedoeld in het eerste lid.