Einde inhoudsopgave
Besluit verliesverrekening, toepassing artikel 20a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
2.5 Verhanging van een dochtervennootschap binnen een concern
Geldend
Geldend vanaf 09-03-2024
- Bronpublicatie:
27-02-2024, Stcrt. 2024, 6592 (uitgifte: 08-03-2024, regelingnummer: 2023-26252)
- Inwerkingtreding
09-03-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-02-2024, Stcrt. 2024, 6592 (uitgifte: 08-03-2024, regelingnummer: 2023-26252)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten
Vennootschapsbelasting / Verliesverrekening
Artikel 20a is niet van toepassing bij een ‘interne verhanging’. Met een interne verhanging wordt de situatie bedoeld waarbij binnen een concern de aandelen in een belastingplichtige door een volledige dochtervennootschap worden overgedragen aan de tophoudstervennootschap of een andere volledige dochtervennootschap. De toepassing van artikel 20a vereist een wijziging in het uiteindelijke belang in de belastingplichtige. Bij interne verhanging binnen concern is daarvan geen sprake. Het uiteindelijke belang in de verhangen vennootschap blijft immers berusten bij (de uiteindelijke aandeelhouders van) de tophoudstervennootschap.
Interne belangverschuiving
Een interne verhanging moet worden onderscheiden van een ‘interne belangverschuiving’. Met een interne belangverschuiving wordt gedoeld op de verkoop van aandelen in een belastingplichtige aan een andere zittende aandeelhouder in die belastingplichtige.
Een interne belangverschuiving valt wel onder de toepassing van artikel 20a. Over een interne belangverschuiving is door de wetgever opgemerkt dat er in het algemeen geen goede argumenten zijn om anders aan te kijken tegen een overdracht van aandelen door een zittende aandeelhouder aan een andere zittende aandeelhouder dan aan een nieuw toetredende aandeelhouder. In beide gevallen is sprake van een wijziging in het uiteindelijke belang in de belastingplichtige (Kamerstukken II 2000/01, 27 209, nr. 6, p. 40).
In artikel 20a, tweede lid, onderdeel b, is wel een uitzondering gemaakt voor een uitbreiding van het uiteindelijke belang door een persoon die al ten minste een derde deel van het uiteindelijke belang bezit.