Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 1069/2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002
Artikel 20 Toelating van alternatieve methoden
Geldend
Geldend vanaf 04-12-2009
- Bronpublicatie:
21-10-2009, PbEU 2009, L 300 (uitgifte: 14-11-2009, regelingnummer: 1069/2009)
- Inwerkingtreding
04-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-10-2009, PbEU 2009, L 300 (uitgifte: 14-11-2009, regelingnummer: 1069/2009)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
De toelatingsprocedure voor een alternatieve methode voor het gebruik of de verwijdering van dierlijke bijproducten of afgeleide producten kan worden ingeleid door de Commissie of op aanvraag van een lidstaat of van een betrokken partij, die eventueel verscheidene betrokken partijen kan vertegenwoordigen.
2.
Betrokken partijen zenden hun aanvraag aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij van de alternatieve methode gebruik wensen te maken.
De bevoegde autoriteit evalueert binnen twee maanden na ontvangst van een volledige aanvraag of de aanvraag voldoet aan het standaardformaat voor aanvragen als bedoeld in lid 10.
3.
De bevoegde autoriteit zendt de aanvragen van de lidstaten en de betrokken partijen, met een verslag van haar evaluatie, aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en stelt de Commissie hiervan op de hoogte.
4.
Wanneer de Commissie de toelatingsprocedure opstart, zendt zij een verslag van haar evaluatie aan de EFSA.
5.
De EFSA beoordeelt binnen zes maanden na ontvangst van een volledige aanvraag of met de voorgelegde methode is gegarandeerd dat de risico's voor de volksgezondheid of de diergezondheid
- a)
zo gecontroleerd zijn dat verspreiding ervan vóór de verwijdering overeenkomstig deze verordening of de uitvoeringsvoorschriften hiervan wordt voorkomen, of
- b)
voor de categorie dierlijke bijproducten in kwestie ten minste evenzeer beperkt zijn als met de overeenkomstig artikel 15, lid 1, eerste alinea, onder b), vastgestelde verwerkingsmethoden.
De EFSA brengt een advies over de voorgelegde methode uit.
6.
Wanneer de EFSA de aanvrager in naar behoren gemotiveerde gevallen om aanvullende informatie vraagt, kan de in lid 5 bedoelde termijn worden verlengd.
De EFSA besluit in overleg met de Commissie of de aanvrager tot een termijn waarbinnen deze informatie kan worden verstrekt en stelt de Commissie en de aanvrager, indien nodig, in kennis van de nodige extra termijn.
7.
Wanneer de aanvrager op eigen initiatief aanvullende informatie wenst te verstrekken, zendt hij deze rechtstreeks aan de EFSA.
In dat geval wordt de in lid 5 bedoelde termijn niet verlengd met een extra termijn.
8.
De EFSA zendt haar advies aan de Commissie, de aanvrager en de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat.
9.
De Commissie stelt de aanvrager binnen drie maanden na ontvangst van het advies van de EFSA en rekening houdend met dat advies, in kennis van de voorgestelde maatregel die overeenkomstig lid 11 wordt vastgesteld.
10.
Een standaardformaat voor aanvragen voor alternatieve methoden wordt volgens de in artikel 52, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
11.
Na ontvangst van het advies van de EFSA worden de volgende maatregelen vastgesteld:
- a)
een maatregel tot toelating van een alternatieve methode voor het gebruik of de verwijdering van dierlijke bijproducten of afgeleide producten, of
- b)
een maatregel tot weigering van de toelating van een dergelijke alternatieve methode.
Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 52, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.