Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten
Artikel 210 bis Verticale en horizontale duurzaamheidsinitiatieven
Geldend
Geldend vanaf 07-12-2021
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU L, 2023/90215).
- Bronpublicatie:
02-12-2021, PbEU 2021, L 435 (uitgifte: 06-12-2021, regelingnummer: 2021/2117)
- Inwerkingtreding
07-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-12-2021, PbEU 2021, L 435 (uitgifte: 06-12-2021, regelingnummer: 2021/2117)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Artikel 101, lid 1, VWEU is niet van toepassing op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van producenten van landbouwproducten die verband houden met de productie van of de handel in landbouwproducten en die tot doel hebben een duurzaamheidsnorm toe te passen die verder gaat dan hetgeen door het Unierecht of het nationale recht is voorgeschreven, mits die overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen slechts die mededingingsbeperkingen opleggen welke onontbeerlijk zijn voor het behalen van die norm.
2.
Lid 1 is van toepassing op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van producenten van landbouwproducten waarbij meerdere producenten partij zijn of waarbij één of meer producenten en één of meer marktdeelnemers op verschillende niveaus van de productie, verwerking en handel binnen de voedseltoeveleringsketen, waaronder de distributie, partij zijn.
3.
Voor de toepassing van lid 1 wordt onder ‘duurzaamheidsnorm’ verstaan: een norm die tot doel heeft bij te dragen tot een of verscheidene van de volgende doelstellingen:
- a)
milieudoelstellingen, waaronder matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering, duurzaam gebruik en bescherming van landschappen, water en bodem, de transitie naar een circulaire economie, daaronder begrepen de vermindering van voedselverspilling, preventie en bestrijding van verontreiniging, en de bescherming en herstel van biodiversiteit en ecosystemen;
- b)
de productie van landbouwproducten, op zodanige wijze dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen wordt verminderd en de risico's van dergelijk gebruik worden beheerst, of het gevaar van antimicrobiële resistentie bij de landbouwproductie wordt verminderd, en
- c)
gezondheid en welzijn van dieren.
4.
Overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die voldoen aan de in dit artikel bedoelde voorwaarden zijn niet verboden, zonder dat daartoe een voorafgaand besluit vereist is.
5.
De Commissie vaardigt uiterlijk op 8 december 2023 richtsnoeren voor marktdeelnemers uit betreffende de voorwaarden voor de toepassing van dit artikel.
6.
Met ingang van 8 december 2023 kunnen producenten als bedoeld in lid 1 de Commissie om advies vragen over de verenigbaarheid met dit artikel van de in lid 1 bedoelde overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen. De Commissie zendt de aanvrager haar advies binnen vier maanden na ontvangst van een volledige aanvraag.
Indien de Commissie op enig moment na het uitbrengen van een advies vaststelt dat niet langer wordt voldaan aan de in de leden 1, 3 en 7 van dit artikel bedoelde voorwaarden, verklaart zij artikel 101, lid 1, VWEU voortaan van toepassing op de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging in kwestie en stelt zij de producenten daarvan in kennis.
De Commissie kan, op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat, de inhoud van een advies wijzigen, met name wanneer de aanvrager onjuiste gegevens heeft verstrekt of misbruik heeft gemaakt van het advies.
7.
De nationale mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1/2003 kan in individuele gevallen besluiten dat, in de toekomst, een of meer van de in lid 1 bedoelde overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen moeten worden aangepast, stopgezet of helemaal niet mogen plaatshebben, indien zij een dergelijk besluit noodzakelijk acht om te voorkomen dat de mededinging wordt uitgesloten of indien zij van oordeel is dat de doelstellingen van artikel 39 VWEU in gevaar worden gebracht.
Het in de eerste alinea van dit lid bedoelde besluit wordt, met betrekking tot overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die meer dan één lidstaat betreffen, door de Commissie genomen zonder toepassing van de in artikel 229, leden 2 en 3, bedoelde procedure.
Wanneer de nationale mededingingsautoriteit overeenkomstig de eerste alinea van dit lid handelt, stelt zij de Commissie na het initiëren van de eerste formele maatregel van het onderzoek hiervan schriftelijk op de hoogte, en deelt zij de Commissie daaruit voortvloeiende besluiten mee direct nadat die zijn vastgesteld.
De in dit lid bedoelde besluiten worden pas van toepassing op de datum van kennisgeving van het besluit aan de betrokken ondernemingen.