Einde inhoudsopgave
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 36 [Kennisneming van justitiële en politiegegevens]
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2023
- Bronpublicatie:
23-11-2022, Stb. 2022, 490 (uitgifte: 07-12-2022, kamerstukken: 35916)
- Inwerkingtreding
01-03-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-02-2023, Stb. 2023, 61 (uitgifte: 22-02-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Privacy / Bijzondere onderwerpen
1.
Onze Minister kan bij zijn onderzoek met betrekking tot de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag van een natuurlijk persoon kennis nemen van op de aanvrager betrekking hebbende justitiële gegevens alsmede van politiegegevens als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet politiegegevens, met uitzondering van de gegevens waarover op grond van artikel 21, eerste lid, onderdeel e, geen mededeling kan worden gedaan aan de verzoeker, die gebruik maakt van zijn recht, als bedoeld in artikel 18.
2.
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, kan Onze Minister bij zijn onderzoek met betrekking tot de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag van een rechtspersoon kennis nemen van op de betrokkenen, bedoeld in artikel 35, betrekking hebbende justitiële gegevens, politiegegevens, als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet politiegegevens, alsmede gegevens uit de registratie, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet controle op rechtspersonen. De uitzondering, bedoeld in het eerste lid, is van toepassing.
3.
Voorzover dat voor een goede oordeelsvorming noodzakelijk is, kan Onze Minister inlichtingen omtrent betrokkene inwinnen bij het openbaar ministerie en bij instellingen die op grond van artikel 4, eerste lid, van de Reclasseringsregeling 1995 bevoegd zijn om reclasseringswerkzaamheden te verrichten.
4.
De justitiële gegevens en de politiegegevens die zijn verstrekt worden niet voor een ander doel gebruikt dan waarvoor zij zijn verstrekt.