Einde inhoudsopgave
Advocatenwet
Artikel 51 [Hof van discipline]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2020
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Stb. 2020, 2 (uitgifte: 13-01-2020, kamerstukken: 35262)
- Inwerkingtreding
01-07-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-05-2020, Stb. 2020, 145 (uitgifte: 18-05-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt bij het KB van 24-01-2020, Stb. 29 tegelijk in werking met het Besluit vestigingsplaatsen kamers voor het notariaat (11-05-2020, Stb. 145).
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Tuchtrecht
Juridische beroepen / Advocaat
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Het hof van discipline is gevestigd in een bij bestuursreglement vast te stellen plaats. Het hof kan uit zijn midden kamers vormen voor het vervullen van zijn taak. Kamers kunnen ook buiten de vestigingsplaats zitting houden. Het hof bestaat uit ten hoogste tien door Ons benoemde leden, waaronder de voorzitter en ten hoogste zes plaatsvervangende voorzitters, en vier leden-advocaten, alsmede uit door Ons benoemde plaatsvervangende leden en plaatsvervangende leden-advocaten, tot het door Ons, onderscheidenlijk door het college van afgevaardigden nodig geachte aantal.
2.
De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters en de overige door Ons benoemde leden en plaatsvervangende leden worden voor de tijd van vijf jaren benoemd uit leden van de rechterlijke macht, met rechtspraak belast. De leden-advocaten en plaatsvervangende leden-advocaten worden door het college van afgevaardigden voor de tijd van vijf jaren gekozen.
3.
Het hof van discipline wijst zijn griffier aan en ontslaat deze. Het hof van discipline voorziet in vervanging van de griffier bij verhindering of afwezigheid.
4.
Het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van het hof van discipline of het zijn van griffier is niet verenigbaar met het lidmaatschap of het plaatsvervangend lidmaatschap van een raad van discipline, een orgaan van de Nederlandse orde van advocaten of een orgaan van de orden in de arrondissementen, uitgezonderd de jaarlijkse vergadering van de orde, bedoeld in artikel 22, tweede lid.
5.
Artikel 46b, achtste tot en met elfde lid, is van overeenkomstige toepassing.