Einde inhoudsopgave
Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 10-04-2002
- Bronpublicatie:
09-12-1999, Trb. 2001, 62 (uitgifte: 06-04-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-04-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2002, Trb. 2002, 110 (uitgifte: 24-06-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
Verdrag van 9 december 1999
Preambule
De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag,
Indachtig de doelstellingen en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties betreffende de handhaving van de internationale vrede en veiligheid en de bevordering van goed nabuurschap, vriendschappelijke betrekkingen en samenwerking tussen Staten,
Ernstig bezorgd over de toename over de gehele wereld van daden van terrorisme, in al zijn gedaantes en verschijningsvormen;
In herinnering brengend de Verklaring van 24 oktober 1995 ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de Verenigde Naties, vervat in resolutie 50/6 van de Algemene Vergadering van 24 oktober 1995;
Tevens in herinnering brengend alle relevante resoluties terzake van de Algemene Vergadering, waaronder resolutie 49/60 van 9 december 1994 met als bijlage de Verklaring inzake maatregelen tot uitbanning van internationaal terrorisme, waarin de lidstaten van de Verenigde Naties opnieuw plechtig hun ondubbelzinnige veroordeling bevestigen van alle terroristische daden, methoden en praktijken als misdadig en ongerechtvaardigd, ongeacht waar en door wie zij zijn begaan, met inbegrip van daden die de vriendschappelijke betrekkingen tussen Staten en volkeren schaden en de territoriale integriteit en veiligheid van Staten bedreigen;
Vaststellend dat de Verklaring inzake maatregelen tot uitbanning van internationaal terrorisme Staten tevens aanmoedigt het toepassingsgebied van de bestaande internationale wettelijke bepalingen inzake de preventie, bestrijding en uitbanning van terrorisme in al zijn gedaantes en verschijningsvormen spoedig te herzien teneinde een volledig wettelijk kader te scheppen dat alle aspecten van terrorisme omvat;
In herinnering brengend resolutie 51/210 van de Algemene Vergadering van 17 december 1996, derde alinea, onderdeel f., waarin de Vergadering alle Staten opriep om stappen te ondernemen voor het, met passende nationale maatregelen, voorkomen en verhinderen van de financiering van terroristen en terroristische organisaties, of deze financiering nu rechtstreeks is of onrechtstreeks via organisaties die ook liefdadige, sociale of culturele doelstellingen hebben of voorgeven te hebben of die tevens zijn betrokken bij wederrechtelijke activiteiten zoals onwettige wapenhandel, handel in verdovende middelen en afpersing, waaronder het inzetten van personen ten dienste van het financieren van terroristische activiteiten, en in het bijzonder om te overwegen waar nodig regulerende maatregelen te nemen voor het voorkomen en verhinderen van verkeer van fondsen waarvan wordt vermoed dat zij bestemd zijn voor terroristische doeleinden, zonder op enige wijze de vrijheid van rechtmatig kapitaalverkeer te belemmeren, alsmede de uitwisseling van informatie over het internationale verkeer van dergelijke fondsen te intensiveren;
Tevens in herinnering brengend resolutie 52/165 van de Algemene Vergadering van 15 december 1997, waarin de Vergadering Staten opriep in het bijzonder aandacht te schenken aan de uitvoering van de maatregelen in de derde alinea a. tot en met f. van haar resolutie 51/210 van 17 december 1996;
Voorts in herinnering brengend resolutie 53/108 van de Algemene Vergadering van 8 december 1998, waarin de Vergadering besloot dat het bij resolutie 51/210 van de Algemene Vergadering van 17 december 1996 ingestelde Comité ad hoc een ontwerp moest opstellen voor een internationaal verdrag ter bestrijding van de financiering van het terrorisme, als aanvulling op hiermee verband houdende bestaande internationale instrumenten;
Overwegende dat de financiering van terrorisme de gehele internationale gemeenschap ernstig verontrust;
Vaststellend dat aantal en ernst van daden van internationaal terrorisme afhankelijk is van de financiering die terroristen kunnen verkrijgen;
Tevens vaststellend dat de bestaande multilaterale juridische instrumenten zich niet expliciet richten op dergelijke financiering;
Overtuigd van de dringende noodzaak tot verbetering van de internationale samenwerking tussen Staten bij het opstellen en nemen van doeltreffende maatregelen ter voorkoming van de financiering van terrorisme, alsmede ter bestrijding ervan door vervolging en bestraffing van de daders;
Zijn het volgende overeengekomen:
Verdragpartijgroep