Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2004/109/EG transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (Transparantierichtlijn)
Artikel 28 ter Bevoegdheden om sancties op te leggen
Geldend
Geldend vanaf 26-11-2013
- Bronpublicatie:
22-10-2013, PbEU 2013, L 294 (uitgifte: 06-11-2013, regelingnummer: 2013/50/EU)
- Inwerkingtreding
26-11-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-10-2013, PbEU 2013, L 294 (uitgifte: 06-11-2013, regelingnummer: 2013/50/EU)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Ten aanzien van de in artikel 28 bis bedoelde overtredingen hebben de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid om ten minste een van de volgende administratieve maatregelen en sancties op te leggen:
- a)
een publieke verklaring waarin de natuurlijke persoon of juridische entiteit die verantwoordelijk is voor de overtreding, en de aard van de overtreding worden genoemd;
- b)
een bevel waarin de natuurlijke persoon of juridische entiteit die verantwoordelijk is voor de overtreding, wordt gelast het gedrag dat de overtreding oplevert, te staken en zich te onthouden van elke herhaling van dat gedrag;
- c)
administratieve geldboetes ten belope van:
- i)
voor een juridische entiteit,
- —
maximaal 10 000 000 EUR of maximaal 5 % van de totale jaaromzet volgens de laatst beschikbare door het leidinggevend orgaan goedgekeurde jaarrekeningen; indien de juridische entiteit een moederonderneming is of een dochteronderneming van een moederonderneming die krachtens Richtlijn 2013/34/EU een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, is de toepasselijke totale omzet de totale jaaromzet of de krachtens de toepasselijke jaarrekeningenrichtlijnen daarmee corresponderende soort inkomsten volgens de recentste door het bestuursorgaan van de uiteindelijke moederonderneming goedgekeurde geconsolideerde jaarrekening; of
- —
maximaal twee keer het bedrag van de winsten die zijn behaald of de verliezen die zijn vermeden door de overtreding, wanneer deze kunnen worden vastgesteld,
welke het hoogste is;
- ii)
in geval van een natuurlijke persoon:
- —
maximaal 2 000 000 EUR, of
- —
maximaal twee keer het bedrag van de winsten die zijn behaald of de verliezen die zijn vermeden door de overtreding, wanneer deze kunnen worden vastgesteld,
welke het hoogste is.
In de lidstaten waar de euro niet de officiële valuta is, wordt de met de euro overeenkomende waarde in de nationale valuta berekend volgens de officiële wisselkoers op de datum van inwerkingtreding van Richtlijn 2013/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en Richtlijn 2007/14/EG van de Commissie tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG (1).
2.
Onverminderd de uit hoofde van artikel 24 aan de bevoegde autoriteiten toegekende bevoegdheden en het recht van de lidstaten om strafrechtelijke sancties op te leggen, zorgen de lidstaten ervoor dat hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voorzien in de mogelijkheid de uitoefening van aan aandelen verbonden stemrechten op te schorten in het geval van overtredingen als bedoeld in artikel 28 bis, onder b). De lidstaten kunnen bepalen dat de stemrechten alleen worden opgeschort voor de meest ernstige overtredingen.
3.
De lidstaten kunnen voorzien in aanvullende sancties of maatregelen en in hogere administratieve geldboetes dan die voorzien in deze richtlijn.
Voetnoten
PB L 294 van 6.11.2013, blz. 13.