Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/695 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013
Artikel 12 Begroting
Geldend
Geldend vanaf 12-05-2021
- Bronpublicatie:
28-04-2021, PbEU 2021, L 170 (uitgifte: 12-05-2021, regelingnummer: 2021/695)
- Inwerkingtreding
12-05-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-04-2021, PbEU 2021, L 170 (uitgifte: 12-05-2021, regelingnummer: 2021/695)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
EU-recht / Financiering
1.
De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 bedragen 86 123 000 000 EUR in lopende prijzen voor het in artikel 1, lid 2, punt a), bedoelde specifieke programma en voor het EIT, en 7 953 000 000 EUR in lopende prijzen voor het in artikel 1, lid 2, punt c), bedoelde specifieke programma.
2.
De indicatieve verdeling van het in lid 1 bedoelde bedrag voor het in artikel 1, lid 2, punt a), bedoelde specifieke programma en voor het EIT is als volgt:
- a)
23 546 000 000 EUR voor pijler I — ‘Wetenschappelijke excellentie’ voor de periode van 2021 tot en met 2027, waarvan:
- i)
15 027 000 00 EUR voor de ERC;
- ii)
6 333 000 000 EUR voor MSCA;
- iii)
2 186 000 000 EUR voor onderzoeksinfrastructuren;
- b)
47 428 000 000 EUR voor pijler II — ‘Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen’ voor de periode van 2021 tot en met 2027, waarvan:
- i)
6 893 000 000 EUR voor de cluster ‘Gezondheid’;
- ii)
1 386 000 000 EUR voor de cluster ‘Cultuur, creativiteit en inclusieve samenleving’;
- iii)
1 303 000 000 EUR voor de cluster ‘Civiele veiligheid voor de samenleving’;
- iv)
13 462 000 000 EUR voor de cluster ‘Digitaal, industrie en ruimte’;
- v)
13 462 000 000 EUR voor de cluster ‘Klimaat, energie en mobiliteit’;
- vi)
8 952 000 000 EUR voor de cluster ‘Levensmiddelen, bio-economie, natuurlijke hulpbronnen, landbouw en milieu’;
- vii)
1 970 000 000 EUR voor de niet-nucleaire directe acties van het JRC;
- c)
11 937 000 000 EUR voor pijler III — ‘Innovatief Europa’ voor de periode van 2021 tot en met 2027, waarvan:
- i)
8 752 000 000 EUR voor de EIC;
- ii)
459 000 000 EUR voor Europese innovatie-ecosystemen;
- iii)
2 726 000 000 EUR voor het EIT;
- d)
3 212 000 000 EUR voor het onderdeel ‘Verbreden van de deelname en versterken van de EOR’ voor de periode van 2021 tot en met 2027, waarvan:
- i)
2 842 000 000 EUR voor ‘Verbreden van de deelname en verspreiden van excellentie’;
- ii)
370 000 000 EUR voor ‘Hervormen en versterken van het Europees O&I-systeem’.
3.
Als gevolg van de programmaspecifieke aanpassing als bepaald in artikel 5 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 wordt het in lid 1 bedoelde bedrag voor het specifieke programma als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt a), van deze verordening, en voor het EIT verhoogd met een extra toewijzing van 3 000 000 000 EUR in constante prijzen van 2018, zoals omschreven in bijlage II bij Verordening (EU, Euratom) 2020/2093.
4.
De indicatieve verdeling van het in lid 3 genoemde bedrag is als volgt:
- a)
1 286 000 000 EUR in constante prijzen van 2018 voor pijler I ‘Wetenschappelijke excellentie’, waarvan:
- i)
857 000 000 EUR in constante prijzen van 2018 voor de ERC;
- ii)
236 000 000 EUR in constante prijzen van 2018 voor MSCA;
- iii)
193 000 000 EUR in constante prijzen van 2018 voor onderzoeksinfrastructuren;
- b)
1 286 000 000 EUR in constante prijzen van 2018 voor pijler II ‘Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen’, waarvan:
- i)
686 000 000 EUR in constante prijzen van 2018 voor de cluster ‘Cultuur, creativiteit en inclusieve samenleving’;
- ii)
257 000 000 EUR in constante prijzen van 2018 voor de cluster ‘Civiele veiligheid voor de samenleving’;
- iii)
171 000 000 EUR in constante prijzen van 2018 voor de cluster ‘Digitaal, industrie en ruimte’;
- iv)
171 000 000 EUR in constante prijzen van 2018 voor de cluster ‘Klimaat, energie en mobiliteit’;
- c)
270 000 000 EUR in constante prijzen van 2018 voor pijler III — ‘Innovatief Europa’, waarvan:
- i)
60 000 000 EUR in constante prijzen van 2018 voor Europese innovatie-ecosystemen;
- ii)
210 000 000 EUR in constante prijzen van 2018 voor het EIT;
- d)
159 000 000 EUR in constante prijzen van 2018 voor het onderdeel ‘Verbreden van de deelname en versterken van de EOR’, waarvan:
- i)
99 000 000 EUR in constante prijzen van 2018 voor ‘Verbreden van de deelname en verspreiden van excellentie’;
- ii)
60 000 000 EUR in constante prijzen van 2018 voor ‘Hervormen en versterken van het Europees O&I-systeem’.
5.
Om in te spelen op onvoorziene situaties of nieuwe ontwikkelingen en behoeften kan de Commissie in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure maximaal 10 % afwijken van de in lid 2 bedoelde bedragen. Een dergelijke afwijking is niet toegestaan met betrekking tot de in lid 2, punt b), vii), bedoelde bedragen en het in lid 2 vastgelegde totaalbedrag voor het onderdeel ‘Verbreden van de deelname en versterken van de EOR’.
6.
Het in de leden 1 en 3 van dit artikel bedoelde bedrag voor het in artikel 1, lid 2, punt a), bedoelde specifieke programma en het EIT kan ook uitgaven dekken voor activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie en andere activiteiten, en uitgaven die nodig zijn voor het beheer en de uitvoering van het programma, met inbegrip van alle administratieve uitgaven, en de evaluatie van de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. De administratieve uitgaven voor indirecte acties mogen niet meer bedragen dan 5 % van het totale bedrag voor indirecte acties van het in artikel 1, lid 2, punt a), bedoelde specifieke programma en van het EIT. Daarnaast kan het in de leden 1 en 3 van dit artikel bedoelde bedrag voor het in artikel 1, lid 2, punt a), bedoelde specifieke programma en voor het EIT ook uitgaven dekken met betrekking tot:
- a)
voor zover zij verband houden met de doelstellingen van het programma, aan studies gerelateerde uitgaven, vergaderingen van deskundigen, informatie- en communicatieacties;
- b)
informatietechnologienetwerken voor informatieverwerking en -uitwisseling, daaronder begrepen institutionele informatietechnologie-instrumenten, en andere uitgaven voor technische en administratieve bijstand die nodig is voor het beheer van het programma.
7.
Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die uiterlijk op 31 december 2027 nog niet zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in lid 6 bepaalde uitgaven in de begroting van de Unie worden opgenomen.
8.
Vastleggingen in de begroting voor acties waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen in jaartranches over meerdere jaren worden verdeeld.
9.
Overeenkomstig artikel 193, lid 2, tweede alinea, punt a), van het Financieel Reglement kunnen, in naar behoren gemotiveerde en in het financieringsbesluit gespecificeerde gevallen, in het kader van deze verordening ondersteunde activiteiten en de daarmee gepaard gaande kosten vanaf 1 januari 2021 gedurende een beperkte periode worden aangemerkt als subsidiabel, zelfs indien deze uitgevoerd en gemaakt zijn vóór indiening van de subsidieaanvraag.