Einde inhoudsopgave
Besluit activiteiten leefomgeving
Artikel 8.16 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-09-2020, Stb. 2020, 400 (uitgifte: 28-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
03-07-2018, Stb. 2018, 293 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een weg in beheer bij het Rijk te verrichten, geldt voor de activiteiten, bedoeld in artikel 8.15, voor zover het gaat om:
- a.
het verrichten van werkzaamheden; en
- b.
het bouwen, aanleggen, plaatsen of in stand houden van:
- 1°
weginfrastructuur;
- 2°
informatieborden, met uitzondering van verkeerstekens en onderborden als bedoeld in artikel 14 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 3°
een technische installatie voor een nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het wegverkeer of het reguleren van het wegverkeer; en
- 4°
het bouwen of in stand houden van andere bouwwerken, het aanleggen, plaatsen of in stand houden van andere werken die geen bouwwerken zijn of het plaatsen of in stand houden van andere objecten.
2.
Het verbod geldt niet voor:
- a.
het bouwen of in stand houden van bouwwerken, het aanleggen, plaatsen of in stand houden van werken die geen bouwwerken zijn en het plaatsen of in stand houden van andere objecten boven en onder de weg, die kleiner zijn dan 2 m2, niet zichtbaar zijn vanaf de weg en de draagconstructie van de weg niet aantasten;
- b.
bestendig en regulier gebruik van buiten de verharding van de weg gelegen gebouwen en de daarbij behorende erven en terreinen, tenzij:
- 1°
er meer dan 30 m3 grond wordt geroerd; of
- 2°
een bouwwerk wordt gebouwd, een werk dat geen bouwwerk is wordt aangelegd of geplaatst of een ander object wordt geplaatst, met een hoogte van meer dan 5 m; en.
- c.
activiteiten in het deel van het beperkingengebied dat hoort bij een verzorgingsplaats, tenzij het gaat om:
- 1°
het bouwen of in stand houden van een gebouw;
- 2°
het bouwen of in stand houden van een bouwwerk voor het leveren van energie aan voertuigen; en
- 3°
het herinrichten van de verzorgingsplaats dat nadelige gevolgen kan hebben voor de staat of werking van de weg.