Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde verordening (EU) 2015/35 tot aanvulling van Richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)
Artikel 159 Ondermodule vervalrisico in het SLT-ziekteverzekeringsbedrijf
Geldend
Geldend vanaf 18-01-2015
- Bronpublicatie:
10-10-2014, PbEU 2015, L 12 (uitgifte: 17-01-2015, regelingnummer: 2015/35)
- Inwerkingtreding
18-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-10-2014, PbEU 2015, L 12 (uitgifte: 17-01-2015, regelingnummer: 2015/35)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Algemeen
1.
Het kapitaalvereiste voor vervalrisico in het SLT-ziekteverzekeringsbedrijf als bedoeld in artikel 151, lid 1, onder f), is gelijk aan het hoogste van de volgende kapitaalvereisten:
- (a)
het kapitaalvereiste voor het risico van een permanente stijging van de vervalpercentages in het SLT-ziekteverzekeringsbedrijf;
- (b)
het kapitaalvereiste voor het risico van een permanente daling van de vervalpercentages in het SLT-ziekteverzekeringsbedrijf;
- (c)
het kapitaalvereiste voor het risico van massaal verval in het SLT-ziekteverzekeringsbedrijf.
2.
Het kapitaalvereiste voor het risico van een permanente stijging van vervalpercentages in het SLT-ziekteverzekeringsbedrijf is gelijk aan het verlies aan kernvermogen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als gevolg van een onmiddellijke, permanente stijging met 50 % van de percentages van uitoefening van de betrokken opties als vastgesteld in de leden 4 en 5. Niettemin bedragen de gestegen percentages van uitoefening van opties niet meer dan 100 % en geldt de stijging van de percentages van uitoefening van opties alleen voor die betrokken opties waarvoor de uitoefening in een stijging van de technische voorzieningen zonder de risicomarge zou resulteren.
3.
Het kapitaalvereiste voor het risico van een permanente daling van vervalpercentages in het SLT-ziekteverzekeringsbedrijf is gelijk aan het verlies aan kernvermogen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als gevolg van een onmiddellijke, permanente daling met 50 % van de percentages van uitoefening van de betrokken opties als vastgesteld in de leden 4 en 5. Niettemin bedraagt de daling van de percentages van uitoefening van opties niet meer dan 20 procentpunten en geldt de daling van de percentages van uitoefening van opties alleen voor die betrokken opties waarvoor de uitoefening in een daling van de technische voorzieningen zonder de risicomarge zou resulteren.
4.
De betrokken opties voor de toepassing van de leden 2 en 3 zijn de volgende:
- (a)
alle wettelijke of contractuele rechten van verzekeringnemers om de verzekerings- of herverzekeringsdekking geheel of gedeeltelijk te beëindigen, af te kopen, te verlagen, te beperken of op te schorten of om de verzekeringsovereenkomst voortijdig te laten beëindigen;
- (b)
alle wettelijke of contractuele rechten van verzekeringsnemers om de verzekerings- of herverzekeringsdekking geheel of gedeeltelijk in te stellen, te vernieuwen, te verhogen, te verlengen of te hervatten.
Voor de toepassing van punt b) zou de wijziging van het percentage van uitoefening van opties als bedoeld in de leden 2 en 3 moeten gelden voor het percentage dat weergeeft dat de betrokken optie niet wordt uitgeoefend.
5.
Met betrekking tot herverzekeringsovereenkomsten zijn de betrokken opties voor de toepassing van de leden 2 en 3 de volgende:
- (a)
de rechten als bedoeld in lid 4 van verzekeringsnemers van herverzekeringsovereenkomsten;
- (b)
de rechten als vastgesteld in lid 4 van de verzekeringnemers van de verzekeringsovereenkomsten die aan de herverzekeringsovereenkomsten ten grondslag liggen;
- (c)
indien herverzekeringsovereenkomsten verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten omvatten die in de toekomst zullen worden ondertekend, het recht van de potentiële verzekeringnemers deze verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten niet te sluiten.
6.
Het kapitaalvereiste voor risico van massaal verval in het SLT-ziekteverzekeringsbedrijf is gelijk aan het verlies aan kernvermogen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als gevolg van een combinatie van de volgende onmiddellijke gebeurtenissen:
- (a)
de stopzetting van 40 % van de verzekeringsovereenkomsten waarvoor stopzetting in een stijging van de technische voorzieningen zonder de risicomarge zou resulteren;
- (b)
indien de herverzekeringsovereenkomst verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten omvat die in de toekomst zullen worden ondertekend, de daling met 40 % van het aantal van die toekomstige verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten dat wordt gebruikt bij de berekening van de technische voorzieningen.
De gebeurtenissen als bedoeld in de eerste alinea gelden op uniforme wijze voor alle betrokken verzekerings- en herverzekeringsovereenkomsten. Ten aanzien van herverzekeringsovereenkomsten geldt de gebeurtenis als bedoeld in punt a) voor de onderliggende verzekeringsovereenkomsten.
Voor het bepalen van het verlies aan kernvermogen van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit hoofde van de gebeurtenis als bedoeld in punt a) baseert de onderneming de berekening op het type van stopzetting dat op verzekeringsovereenkomstbasis het negatiefste effect op het kernvermogen van de onderneming heeft.
7.
Indien de hoogste van de kapitaalvereisten als bedoeld in de punten a), b) en c) van lid 1 en de hoogste van de overeenkomstige kapitaalvereisten als berekend in overeenstemming met artikel 206, lid 2, niet op hetzelfde scenario zijn gebaseerd, is het kapitaalvereiste voor vervalrisico als bedoeld in artikel 105, lid 3, onder f), van Richtlijn 2009/138/EG het kapitaalvereiste als bedoeld in de punten a), b) of c) van lid 1 waarvoor het onderliggende scenario in het hoogste overeenkomstige kapitaalvereiste resulteert als berekend in overeenstemming met artikel 206, lid 2 van deze verordening.