Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafrecht
Artikel 280 [Verbergen minderjarige]
Geldend
Geldend vanaf 26-01-2022
- Bronpublicatie:
22-12-2021, Stb. 2022, 28 (uitgifte: 25-01-2022, kamerstukken: 35692)
- Inwerkingtreding
26-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2021, Stb. 2022, 28 (uitgifte: 25-01-2022, kamerstukken: 35692)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
1.
Hij die opzettelijk een minderjarige die onttrokken is of zich onttrokken heeft aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, verbergt of aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is, met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
2.
Het voorgaande is niet van toepassing op
- a.
hem die de raad voor de kinderbescherming onverwijld de verblijfplaats van de minderjarige meedeelt; of
- b.
de jeugdhulpaanbieder, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, in zoverre hij handelt overeenkomstig de Jeugdwet;
- c.
hem die handelt in het kader van zorgvuldige hulpverlening aan de minderjarige.
3.
Van zorgvuldige hulpverlening vormen de onverwijlde melding dat hulp wordt verleend alsmede de onverwijlde bekendmaking van de identiteit van de hulpverlener en zijn plaats van verblijf of vestiging aan degene die het gezag over de minderjarige uitoefent, bestanddelen.
4.
Met ambtenaren van justitie en politie worden gelijkgesteld personen in de openbare dienst van een vreemde staat die in Nederland op door het volkenrecht toegelaten wijze hun bediening uitoefenen.