Einde inhoudsopgave
Wet forensische zorg
Artikel 1.1 [Begripsbepaling]
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2023
- Bronpublicatie:
24-05-2023, Stb. 2023, 202 (uitgifte: 19-06-2023, kamerstukken: 35936)
- Inwerkingtreding
01-10-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-09-2023, Stb. 2023, 307 (uitgifte: 28-09-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Penitentiair recht / TBS-inrichtingen
1.
In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
behandelplan: een plan dat zo spoedig mogelijk na aanvang van de behandeling wordt opgesteld dat is gericht op het zodanig verminderen van de uit de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap voortvloeiende gevaarlijkheid van de forensische patiënt voor anderen dan de forensische patiënt of de algemene veiligheid van personen of goederen dat de forensische patiënt in de maatschappij kan terugkeren;
- b.
forensische patiënt: een persoon met een aanspraak op forensische zorg;
- c.
forensische zorg: zorg als omschreven in het tweede lid;
- d.
gedetineerde: een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in een penitentiaire inrichting plaatsvindt;
- e.
indicatiestelling: een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies van deskundigen, opgesteld op basis van onderzoek van de verdachte, veroordeelde of gedetineerde, waarin de forensische zorgbehoefte en het noodzakelijke beveiligingsniveau is opgenomen;
- f.
instelling: een rijksinstelling of een private instelling;
- g.
instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden: een rijksinstelling of een private instelling met een bijzondere aanwijzing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid;
- h.
Onze Minister: de Minister voor Rechtsbescherming;
- i.
Onze Ministers: de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
- j.
private instelling: een door Onze Minister aangewezen instelling bedoeld in artikel 3.2, waarvan de verpleeg- en behandelkosten worden vergoed op basis van een schriftelijke overeenkomst die de zorgaanbieder met Onze Minister heeft gesloten;
- k.
rijksinstelling: een door Onze Minister aangewezen instelling als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onder beheer van Onze Minister;
- l.
strafrechtelijke titel: een beslissing van een rechter, officier van justitie of Onze Minister die het verlenen van geestelijke gezondheidszorg of verslavingszorg omvat;
- m.
sepot: een beslissing van het openbaar ministerie tot het afzien van verdere vervolging, bedoeld in artikel 167, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;
- n.
ter beschikking gestelde: een forensische patiënt ten aanzien van wie een bevel tot verpleging van overheidswege, bedoeld in artikel 37b of 38c van het Wetboek van Strafrecht, is gegeven;
- o.
voorwaarde: een beperkende bepaling bij een straf, maatregel, sepot of gratie, of de tenuitvoerlegging daarvan, die inhoudt dat een persoon zich laat opnemen in een instelling dan wel zich onder behandeling stelt van een zorgverlener of door een zorgverlener voorgeschreven of aangeboden geneesmiddelen gebruikt dan wel gedoogt dat hij zich geneesmiddelen laat toedienen;
- p.
zorgaanbieder: een rechtspersoon die bedrijfsmatig of beroepsmatig forensische zorg als bedoeld bij of krachtens artikel 1, tweede lid, verleent[lees: van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg verleent], een organisatorisch verband van natuurlijke personen die bedrijfsmatig of beroepsmatig forensische zorg als bedoeld bij of krachtens artikel 1, tweede lid, verlenen of doen verlenen, of een natuurlijk persoon die bedrijfsmatig of beroepsmatig forensische zorg als bedoeld bij of krachtens artikel 1, tweede lid, doet verlenen.
2.
Onder forensische zorg wordt verstaan zorg, die wordt verleend aan een justitiabele met een psychische stoornis, verslaving daaronder begrepen, een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap, en die al dan niet als een voorwaarde, onderdeel uitmaakt van een straf of een maatregel, of van de ten uitvoerlegging van een straf of maatregel, of als voorwaarde onderdeel uitmaakt van een sepot, een schorsing van de voorlopige hechtenis, of een gratieverlening op grond van de Gratiewet, dan wel onderdeel uitmaakt van een strafbeschikking waarbij een gedragsmaatregel wordt opgelegd. De eerste volzin is niet van toepassing op zorg die al dan niet als voorwaarde onderdeel uitmaakt van een straf of maatregel bedoeld in het Eerste boek, Titel VIII A, van het Wetboek van Strafrecht. Forensische zorg omvat de zorg als bedoeld in artikel 3:2 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en artikel 1, vierde lid, en artikel 2, eerste lid, van de Wet zorg en dwang. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen andere vormen van zorg worden aangemerkt als forensische zorg dan wel daarvan worden uitgesloten.