Einde inhoudsopgave
Wet voortgezet onderwijs 2020
Artikel 2.95 Opheffing school of beëindiging bekostiging
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2023
- Bronpublicatie:
07-06-2023, Stb. 2023, 212 (uitgifte: 21-06-2023, kamerstukken: 35920)
- Inwerkingtreding
01-08-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-06-2023, Stb. 2023, 213 (uitgifte: 21-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Voortgezet onderwijs
1.
In een situatie als bedoeld in artikel 2.94, eerste lid, kan Onze Minister beslissen dat met ingang van een bepaalde datum een in artikel 2.94, eerste lid, bedoelde schoolsoort of leerweg van een openbare school wordt opgeheven en de bekostiging van een in artikel 2.94, eerste lid, bedoelde schoolsoort of leerweg van een bijzondere school wordt beëindigd.
2.
Indien de toepassing van het eerste lid ertoe zou leiden dat een school alleen nog onderwijs zou verzorgen in de eerste twee leerjaren, is het eerste lid van toepassing op de gehele school.
3.
Voordat Onze Minister het eerste en tweede lid toepast:
- a.
heeft de inspectie een onderzoek als bedoeld in artikel 11, derde lid, WOT verricht en aan Onze Minister meegedeeld dat het bevoegd gezag naar aanleiding van dit onderzoek niet bereid is afspraken te maken over verbeteringen dan wel dat uit het onderzoek naar de verbeteringen, bedoeld in artikel 11, vierde lid, WOT blijkt dat sprake is van onvoldoende verbeteringen;
- b.
heeft de inspectie daarover een inspectierapport als bedoeld in artikel 20, eerste lid, WOT uitgebracht; en
- c.
heeft Onze Minister het bevoegd gezag vervolgens in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken zijn zienswijze over de voorgenomen opheffing of de voorgenomen beëindiging van de bekostiging naar voren te brengen.
4.
Op een schoolsoort of leerweg die minder dan 2 schooljaren wordt bekostigd en waarvan de kwaliteit van het onderwijs in deze periode zeer zwak is, bedoeld in artikel 2.94, eerste lid, zijn het eerste, tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing, indien het bevoegd gezag:
- a.
tekortschiet in de naleving van drie of meer bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften, en dientengevolge
- b.
tekortschiet in het zorgdragen voor de veiligheid op school, bedoeld in artikel 3.40, of het zodanig inrichten van het onderwijs dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen dan wel het afstemmen van het onderwijs op de voortgang in de ontwikkeling van leerlingen, bedoeld in artikel 1.4, tweede lid.
5.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien uit een inspectierapport als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht blijkt dat een bevoegd gezag niet of niet volledig heeft voldaan aan een aanwijzing wegens wanbeheer als bedoeld in artikel 3.38, tweede lid, onderdeel f of g, en dat het wanbeheer niet is beëindigd.