Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2017/1939 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (‘EOM’)
Artikel 16 Benoeming en ontslag van de Europese aanklagers
Geldend
Geldend vanaf 20-11-2017
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2022, L 43).
- Bronpublicatie:
12-10-2017, PbEU 2017, L 283 (uitgifte: 31-10-2017, regelingnummer: 2017/1939)
- Inwerkingtreding
20-11-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-10-2017, PbEU 2017, L 283 (uitgifte: 31-10-2017, regelingnummer: 2017/1939)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
EU-recht / Instituties
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Elke lidstaat draagt drie kandidaten voor het ambt van Europese aanklager voor, gekozen uit kandidaten:
- a)
die actief lid zijn van het openbaar ministerie of van de rechterlijke macht van de desbetreffende lidstaat;
- b)
wier onafhankelijkheid buiten twijfel staat, en
- c)
die beschikken over de kwalificaties om in hun respectieve lidstaat in een hoge vervolgende of rechterlijke functie te kunnen worden benoemd, en die ter zake dienende praktische ervaring met nationale rechtsstelsels, financiële onderzoeken en met internationale justitiële samenwerking in strafzaken hebben.
2.
Nadat hij het gemotiveerde advies van de in artikel 14, lid 3, bedoelde selectiecommissie heeft ontvangen, selecteert en benoemt de Raad één van de kandidaten als Europese aanklager van de lidstaat in kwestie. Indien de selectiecommissie van oordeel is dat een kandidaat niet aan de gestelde voorwaarden voldoet om de taken van een Europese aanklager uit te voeren, is dat oordeel bindend voor de Raad.
3.
De Raad, die met gewone meerderheid van stemmen besluit, selecteert en benoemt de Europese aanklagers voor een termijn van zes jaar, die niet kan worden vernieuwd. De Raad kan besluiten de ambtstermijn, na die zes jaar, met maximaal drie jaar te verlengen.
4.
Om de drie jaar wordt een derde van de Europese aanklagers vervangen. De Raad stelt met gewone meerderheid overgangsmaatregelen vast voor de benoeming van de Europese aanklagers voor en gedurende de eerste ambtstermijn.
5.
Het Hof van Justitie kan een Europese aanklager op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie ontslaan indien het van oordeel is dat hij zijn taken niet langer kan vervullen of ernstig tekort is geschoten.
6.
Indien een Europese aanklager aftreedt, wordt ontslagen of om een andere reden zijn ambt neerlegt, wordt het ambt onverwijld ingevuld overeenkomstig de in de leden 1 en 2 beschreven procedure. Indien de betreffende Europese aanklager werkt als plaatsvervangend Europese hoofdaanklager, wordt hij automatisch uit laatstgenoemd ambt ontslagen.
7.
Het college wijst, op voordracht van iedere Europese aanklager, een van de gedelegeerd Europese aanklagers van dezelfde lidstaat aan om in de plaats te treden van de Europese aanklager die niet in staat is zijn ambt uit te oefenen of die zijn ambt heeft neergelegd, overeenkomstig de leden 5 en 6.
Indien het college erkent dat er behoefte bestaat aan vervanging, treedt de aangewezen persoon op als waarnemend Europese aanklager in afwachting van de vervanging of de terugkeer van de Europese aanklager, en wel gedurende een periode van maximaal drie maanden. Het college kan desgevraagd die periode zo nodig verlengen. De mechanismen en nadere regels voor tijdelijke vervanging worden bepaald en geregeld in het reglement van orde van het EOM.