Einde inhoudsopgave
Wet voortgezet onderwijs 2020
Artikel 4.5 Aanvraagprocedure nieuwe school, scholengemeenschap, profiel vbo, nevenvestiging of school door splitsing
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2024
- Bronpublicatie:
18-04-2024, Stb. 2024, 109 (uitgifte: 30-04-2024, kamerstukken: 36478)
- Inwerkingtreding
01-08-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2024, Stb. 2024, 154 (uitgifte: 12-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Voortgezet onderwijs
1.
Het bevoegd gezag dient voor 1 november bij Onze Minister een aanvraag in om voor bekostiging in aanmerking te brengen:
- a.
een school;
- b.
een scholengemeenschap;
- c.
een nevenvestiging van een school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel 4.12, aanhef en onderdeel a;
- d.
een school of scholengemeenschap die zal ontstaan na splitsing van een school of scholengemeenschap; of
- e.
een nieuw te vormen profiel als bedoeld in artikel 2.26, tweede lid, aan een al bekostigde school voor vbo.
2.
Indien het bevoegd gezag het voornemen heeft om een aanvraag, bedoeld in het eerste lid, in te dienen, meldt het bevoegd gezag dit aan Onze Minister voor 1 juli voorafgaand aan die voorgenomen aanvraag. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan de wijze waarop deze melding plaatsvindt en kan een model voor de melding worden vastgesteld.
3.
De inspectie adviseert Onze Minister of de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 4.5a, tweede lid, onderdeel b.
4.
Onze Minister controleert of de belangstellingsmeting juist en volledig is en besluit voor 1 juni:
- a.
met inachtneming van artikel 4.2, op de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, of de school, scholengemeenschap of school of scholengemeenschap na splitsing met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit van Onze Minister voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht;
- b.
met inachtneming van artikel 4.2a, op de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, of de nevenvestiging met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit van Onze Minister voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht;
- c.
met inachtneming van artikel 4.3, op de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, of het nieuw te vormen profiel met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit van Onze Minister voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht; of
- d.
met inachtneming van artikel 4.2, vierde lid, op een aanvraag als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid of tweede lid, of de openbare school of scholengemeenschap met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit van Onze Minister voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht.
4a.
Indien Onze Minister de aanvraag op grond van de belangstellingsmeting in relatie tot de artikelen 4.2 of 4.2a afwijst, blijft het advies van de inspectie, bedoeld in het derde lid, achterwege.
5.
Onverminderd artikel 4:35 Awb kan Onze Minister de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, afwijzen indien deze is ingediend door een rechtspersoon, niet zijnde een gemeente, die voorafgaande aan de aanvraag een of meer scholen in stand heeft gehouden waarop artikel 2.95, eerste lid, van toepassing is geweest of waarvan een of meer van de bestuurders of toezichthouders deel uitmaakte of uitmaakt van een andere rechtspersoon die een dergelijke school in stand heeft gehouden, welke toepassing onherroepelijk is geworden en ten tijde van de aanvraag nog geen vijf jaren oud is gerekend vanaf de ontvangst van het besluit tot toepassing van artikel 2.95, eerste lid.
6.
Onverminderd artikel 4:35 Awb kan Onze Minister de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, afwijzen indien de aanvraag is ingediend door een rechtspersoon, niet zijnde een gemeente, die reeds een of meer scholen in stand houdt en die een aanwijzing heeft ontvangen als bedoeld in artikel 3.38, eerste lid, of waarvan een of meer van de bestuurders of toezichthouders deel uitmaakte of uitmaakt van een andere rechtspersoon die een dergelijke aanwijzing heeft ontvangen welke aanwijzing onherroepelijk is geworden en ten tijde van de aanvraag nog geen vijf jaren oud is gerekend vanaf de ontvangst van het besluit tot toepassing van artikel 3.38, eerste lid.
7.
Onverminderd artikel 3:41 Awb wordt van de besluiten, bedoeld in het vierde, vijfde en zesde lid mededeling gedaan in de Staatscourant.
8.
Voor uitsluitend de controle of de gegevens uit de ouderverklaringen, bedoeld in artikel 4.6, vierde lid, juist en volledig zijn, maakt Onze Minister gebruik van het burgerservicenummer, van een van de ouders en de leerling waarop de ouderverklaring betrekking heeft.
9.
Onze Minister stelt op voordracht van de inspectie een kader vast waarin de werkwijze voor het advies, bedoeld in het derde lid, is vastgelegd. Deze werkwijze omvat in ieder geval een gesprek over de aanvraag met het bevoegd gezag dat de aanvraag heeft ingediend. Dit kader wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
10.
Burgemeester en wethouders van de beoogde plaats van vestiging van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging kunnen voor 1 december, volgend op de datum, genoemd in het eerste lid, bij Onze Minister een zienswijze naar voren brengen.