Einde inhoudsopgave
Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003
Officiële Toelichting
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
23-03-2023, Stcrt. 2023, 8931 (uitgifte: 31-03-2023, regelingnummer: WBN 2023/2)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-03-2023, Stcrt. 2023, 8931 (uitgifte: 31-03-2023, regelingnummer: WBN 2023/2)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht (V)
Vreemdelingenrecht (V)
16a-alg. Toelichting
Deze bepaling bevat voor minderjarigen een zelfde regeling als artikel 15A, aanhef en onder a, RWN voor meerderjarigen. Het gestelde bij artikel 15A, aanhef en onder b, RWN hoefde bij de onderhavige bepaling niet te worden opgenomen, aangezien de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten, gesloten tussen Nederland en Suriname, alleen van toepassing is op personen die op 25 november 1975 reeds waren geboren. Nu deze personen inmiddels niet meer minderjarig zijn, is het uitgesloten dat nu nog een minderjarige ingevolge die Overeenkomst de Surinaamse nationaliteit verkrijgt.
Artikel 16A RWN, welke bepaling overigens geen zelfstandige verliesgrond is, ziet op verlies van het Nederlanderschap als gevolg van vrijwillige verkrijging van de nationaliteit van landen waarvoor het Verdrag van Straatsburg in werking is getreden en die Hoofdstuk I van het Verdrag van Straatsburg, dat handelt over beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit, toepassen.
Een overzicht van landen die partij zijn bij het Verdrag van Straatsburg of die dat in het verleden zijn geweest is op genomen in de toelichting op artikel 15A, aanhef en onder a, HRWN.
Hoofdregel van artikel 1, tweede lid, Verdrag van Straatsburg houdt, dat een minderjarige onderdaan van een verdragstaat zijn nationaliteit verliest als de onderdaan ten gevolge van een uitdrukkelijke wilsverklaring (hetzij op eigen verzoek dan wel met inachtneming van de regels omtrent bevoegdheid of vertegenwoordiging van het land waarvan betrokkene de nationaliteit bezit) de nationaliteit van een andere verdragstaat verkrijgten door naturalisatie, optie of herstel in die nationaliteit, mits hun nationale wet in de mogelijkheid van verlies voorziet.
Het verlies op grond van Hoofdstuk I van het Verdrag van Straatsburg geldt – op onderdelen – niet als het betreffende verdragsland ook partij is bij het Tweede Protocol tot wijziging van het Verdrag van Straatsburg (Trb. 1994, nr. 265). Omdat sinds 4 juni 2010 alleen Nederland partij is bij het Tweede Protocol wordt hier kortheidshalve verwezen naar de toelichting op artikel 15A, aanhef en onder a, HRWN.
Een overzicht van landen die partij zijn (geweest) bij het Tweede Protocol is op genomen in de toelichting op artikel 15A, aanhef en onder a, HRWN.
De RWN voorziet in de mogelijkheid van verlies als bedoeld in artikel 1, tweede lid, Verdrag van Straatsburg, namelijk in artikel 16, eerste lid, aanhef en onder e, RWN. Echter, alleen indien de minderjarige dezelfde nationaliteit heeft verkregen als zijn vader of moeder en bovendien geen sprake is van de in artikel 16, tweede lid, RWN genoemde uitzonderingen. Voor de beoordeling van de vraag of een minderjarige het Nederlanderschap al dan niet heeft verloren, heeft artikel 16A RWN dan ook geen zelfstandige betekenis en kan worden volstaan met toepassing van artikel 16 RWN.