Einde inhoudsopgave
Verdrag (No. 97) betreffende migrerende arbeiders (herzien) 1949
Bijlage III Invoer van de persoonlijke eigendommen, gereedschappen en uitrustingsstukken van migrerende arbeiders
Geldend
Geldend vanaf 22-01-1952
- Bronpublicatie:
01-07-1949, Stb. 1952, 544 (uitgifte: 29-01-1952, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-01-1952
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-09-1957, Trb. 1957, 192 (uitgifte: 01-01-1957, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
International Labour Organization
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid (V)
Arbeidsrecht / Arbeidsmarktbeleid en -bemiddeling
Internationale sociale zekerheid / Discriminatie
Artikel 1
1
De persoonlijke eigendommen van geworven migrerende arbeiders en de leden van hun gezinnen, die toestemming hebben verkregen hen te vergezellen of zich bij hen te voegen, moeten vrijgesteld zijn van douanerechten bij aankomst in het immigratiegebied.
2
Draagbare handgereedschappen en draagbare uitrustingsstukken, welke gewoonlijk in het bezit zijn van arbeiders voor de uitoefening van hun beroep, welke toebehoren aan geworven migrerende arbeiders en de leden van hun gezinnen, die toestemming hebben verkregen hen te vergezellen of zich bij hen te voegen, moeten vrijgesteld zijn van douanerechten bij aankomst in het immigratiegebied, indien bewezen kan worden, dat die gereedschappen en uitrustingsstukken ten tijde van invoer hun feitelijk eigendom of bezit zijn, een aanmerkelijke tijd in hun bezit zijn geweest en door hen zijn gebruikt, en bestemd zijn voor gebruik in de uitoefening van hun beroep.
Artikel 2
1
Persoonlijke eigendommen van migrerende arbeiders en van de leden van hun gezinnen, die toestemming hebben verkregen hen te vergezellen of zich bij hen te voegen, moeten vrijgesteld zijn van douanerechten bij de terugkeer van deze personen naar het land van herkomst, indien deze personen de nationaliteit van dat land hebben behouden.
2
Draagbare handgereedschappen en draagbare uitrustingsstukken, welke gewoonlijk in het bezit zijn van arbeiders voor de uitoefening van hun beroep, welke toebehoren aan migrerende arbeiders en de leden van hun gezinnen, die toestemming hebben verkregen hen te vergezellen of zich bij hen te voegen, moeten vrijgesteld zijn van douanerechten bij vertrek van deze personen naar het land van herkomst, indien zij hun nationaliteit hebben behouden, indien bewezen kan worden, dat die gereedschappen en uitrustingsstukken ten tijde van invoer hun feitelijk eigendom of bezit zijn, een aanmerkelijke tijd in hun bezit zijn geweest en door hen zijn gebruikt, en bestemd zijn voor gebruik in de uitoefening van hun beroep.