2.13.1 | De aanbesteder sluit van deelneming aan de procedure uit iedere ondernemer jegens wie bij een onherroepelijk geworden rechterlijke
uitspraak een veroordeling als bedoeld in artikel 2.13.2 is uitgesproken die bij de aanbesteder bekend is als gevolg van verificatie
overeenkomstig artikel 2.13.6 dan wel uit anderen hoofde. De aanbesteder betrekt hierbij uitsluitend rechterlijke uitspraken
die in de 5 jaar voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de inschrijving onherroepelijk zijn geworden.
| 2.13.1 | De aanbesteder sluit van deelneming aan de procedure uit iedere ondernemer jegens wie bij een onherroepelijk geworden rechterlijke
uitspraak een veroordeling als bedoeld in artikel 2.13.2 is uitgesproken die bij de aanbesteder bekend is als gevolg van verificatie
overeenkomstig artikel 2.13.6 dan wel uit anderen hoofde. De aanbesteder betrekt hierbij uitsluitend rechterlijke uitspraken
die in de 5 jaar voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de inschrijving onherroepelijk zijn geworden.
|
2.13.2 | Voor de toepassing van artikel 2.13.1 worden aangewezen veroordelingen ter zake van: - a.
deelneming aan een criminele organisatie in de zin van artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober
2008 ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit (PbEU 2008, L 300);
- b.
omkoping in de zin van artikel 3 van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen
of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn (PbEU 1997, C 195) en van artikel 2, eerste lid, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de bestrijding
van corruptie in de privé-sector (PbEU 2003, L 192);
- c.
fraude in de zin van artikel 1 van de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap
(PbEG 1995, C 316);
- d.
witwassen van geld in de zin van artikel 1 van richtlijn nr. 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het
gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld (PbEG L 1991, L 166) zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 2001/97/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEG L 2001, 344);
- e.
terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terroristische activiteiten in de zin van de artikelen 1, 3 en
4 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2003 inzake terrorismebestrijding (PbEU 2002, L 164;
- f.
kinderarbeid en andere vormen van mensenhandel in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement
en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan,
en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ (PbEU 2011, L 101).
| 2.13.2 | Voor de toepassing van artikel 2.13.1 worden aangewezen veroordelingen ter zake van: - a.
deelneming aan een criminele organisatie in de zin van artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober
2008 ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit (PbEU 2008, L 300);
- b.
omkoping in de zin van artikel 3 van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen
of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn (PbEU 1997, C 195) en van artikel 2, eerste lid, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de bestrijding
van corruptie in de privé-sector (PbEU 2003, L 192);
- c.
fraude in de zin van artikel 1 van de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap
(PbEG 1995, C 316);
- d.
witwassen van geld in de zin van artikel 1 van richtlijn nr. 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het
gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld (PbEG L 1991, L 166) zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 2001/97/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEG L 2001, 344);
- e.
terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terroristische activiteiten in de zin van de artikelen 1, 3 en
4 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2003 inzake terrorismebestrijding (PbEU 2002, L 164;
- f.
kinderarbeid en andere vormen van mensenhandel in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement
en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan,
en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ (PbEU 2011, L 101).
|
2.13.3 | De aanbesteder sluit een ondernemer uit indien jegens een persoon die lid is van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend
orgaan of die daarin vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft, een onherroepelijke veroordeling als
bedoeld in artikel 2.13.2 is uitgesproken waarvan de aanbesteder kennis heeft.
| 2.13.3 | De aanbesteder sluit een ondernemer uit indien jegens een persoon die lid is van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend
orgaan of die daarin vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft, een onherroepelijke veroordeling als
bedoeld in artikel 2.13.2 is uitgesproken waarvan de aanbesteder kennis heeft.
|
2.13.4 | De aanbesteder sluit de voor de verlening van de opdracht in aanmerking komende ondernemer uit indien de aanbesteder ervan
op de hoogte is dat bij onherroepelijke en bindende rechterlijke of administratieve beslissing overeenkomstig de wettelijke
bepalingen van het land waar de ondernemer is gevestigd of overeenkomstig nationale wettelijke bepalingen is vastgesteld dat
de ondernemer niet voldoet aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of sociale zekerheidspremies. Hiervan wordt
afgezien indien uitsluiting kennelijk onredelijk zou zijn of indien de ondernemer de verschuldigde belastingen of sociale
zekerheidspremies, met inbegrip van eventuele lopende rente of boetes, heeft betaald of een bindende regeling tot betaling
daarvan is aangegaan. Van een kennelijk onredelijke uitsluiting is onder meer sprake:
- a.
indien de ondernemer slechts kleine bedragen aan belastingen of sociale zekerheidspremies niet heeft betaald; - b.
indien de ondernemer bekend werd met het precieze verschuldigde bedrag tot betaling van belastingen of sociale zekerheidspremies
op een tijdstip waarop het hem niet mogelijk was de bedoelde verplichtingen na te komen of een bindende regeling tot betaling
daarvan aan te gaan voor het verstrijken van de termijn voor het indienen van de inschrijving.
| 2.13.4 | De aanbesteder sluit de voor de verlening van de opdracht in aanmerking komende ondernemer uit indien de aanbesteder ervan
op de hoogte is dat bij onherroepelijke en bindende rechterlijke of administratieve beslissing overeenkomstig de wettelijke
bepalingen van het land waar de ondernemer is gevestigd of overeenkomstig nationale wettelijke bepalingen is vastgesteld dat
de ondernemer niet voldoet aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of sociale zekerheidspremies. Hiervan wordt
afgezien indien uitsluiting kennelijk onredelijk zou zijn of indien de ondernemer de verschuldigde belastingen of sociale
zekerheidspremies, met inbegrip van eventuele lopende rente of boetes, heeft betaald of een bindende regeling tot betaling
daarvan is aangegaan. Van een kennelijk onredelijke uitsluiting is onder meer sprake:
- a.
indien de ondernemer slechts kleine bedragen aan belastingen of sociale zekerheidspremies niet heeft betaald; - b.
indien de ondernemer bekend werd met het precieze verschuldigde bedrag tot betaling van belastingen of sociale zekerheidspremies
op een tijdstip waarop het hem niet mogelijk was de bedoelde verplichtingen na te komen of een bindende regeling tot betaling
daarvan aan te gaan voor het verstrijken van de termijn voor het indienen van de inschrijving.
|
2.13.5 | Als veroordelingen als bedoeld in artikel 2.13.2 worden in ieder geval aangemerkt veroordelingen op grond van artikel 134a,
140, 140a, 177, 178, 225, 226, 227, 227a, 227b, 273b, 285 derde lid, 323a, 328ter, tweede lid, 420bis, 420ter of 420quater
van het Wetboek van Strafrecht, of veroordelingen wegens overtreding van de in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde
misdrijven, indien aan het bepaalde in dat artikel is voldaan.
| 2.13.5 | Als veroordelingen als bedoeld in artikel 2.13.2 worden in ieder geval aangemerkt veroordelingen op grond van artikel 134a,
140, 140a, 177, 178, 225, 226, 227, 227a, 227b, 273b, 285 derde lid, 323a, 328ter, tweede lid, 420bis, 420ter of 420quater
van het Wetboek van Strafrecht, of veroordelingen wegens overtreding van de in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde
misdrijven, indien aan het bepaalde in dat artikel is voldaan.
|
2.13.6 | De aanbesteder kan de voor de verlening van de opdracht in aanmerking komende ondernemer verzoeken om bewijsmiddelen waaruit
blijkt dat hij niet verkeert in een van de in de artikelen 2.13.1 tot en met 2.13.5 genoemde omstandigheden. Daarbij aanvaardt
de aanbesteder, voor zover het een onherroepelijke veroordeling of een onherroepelijke beschikking wegens overtreding van
mededingingsregels betreft, een gedragsverklaring aanbesteden, die op het tijdstip van het indienen van de inschrijving niet
ouder is dan 2 jaar, als voldoende bewijs.
| 2.13.6 | De aanbesteder kan de voor de verlening van de opdracht in aanmerking komende ondernemer verzoeken om bewijsmiddelen waaruit
blijkt dat hij niet verkeert in een van de in de artikelen 2.13.1 tot en met 2.13.5 genoemde omstandigheden. Daarbij aanvaardt
de aanbesteder, voor zover het een onherroepelijke veroordeling of een onherroepelijke beschikking wegens overtreding van
mededingingsregels betreft, een gedragsverklaring aanbesteden, die op het tijdstip van het indienen van de inschrijving niet
ouder is dan 2 jaar, als voldoende bewijs.
|
| De aanbesteder kan de voor de verlening van de opdracht in aanmerking komende ondernemer uitsluiten van deelneming aan de
procedure op de volgende gronden:
- a.
de aanbesteder toont met elk passend middel aan dat de ondernemer een of meer van de verplichtingen op het gebied van het
milieu-, sociaal en arbeidsrecht uit hoofde van het recht van de Europese Unie, nationale recht of collectieve arbeidsovereenkomsten
of uit hoofde van de in bijlage X van richtlijn 2014/24/EU vermelde bepalingen van internationaal milieu-, sociaal en arbeidsrecht
heeft geschonden;
- b.
de ondernemer verkeert in staat van faillissement of liquidatie, diens werkzaamheden zijn gestaakt, jegens hem geldt een surseance
van betaling of een (faillissements-)akkoord, of de ondernemer verkeert in een andere vergelijkbare toestand ingevolge een
soortgelijke procedure uit hoofde van op hem van toepassing zijnde wet- en regelgeving;
- c.
de aanbesteder kan aannemelijk maken dat de ondernemer in de uitoefening van zijn beroep een ernstige fout heeft begaan, waardoor
zijn integriteit in twijfel kan worden getrokken;
- d.
de aanbesteder beschikt over voldoende plausibele aanwijzingen om te concluderen dat de ondernemer met andere ondernemers
overeenkomsten heeft gesloten die gericht zijn op vervalsing van de mededinging;
- e.
een belangenconflict in de zin van artikel 2.14.3 kan niet effectief worden verholpen met andere minder ingrijpende maatregelen; - f.
wegens de eerdere betrokkenheid van de ondernemer bij de voorbereiding van de aanbestedingsprocedure heeft zich een vervalsing
van de mededinging als bedoeld in artikel 2.14.1 voorgedaan die niet met minder ingrijpende maatregelen kan worden verholpen;
- g.
de ondernemer heeft blijk gegeven van aanzienlijke of voortdurende tekortkomingen bij de uitvoering van een wezenlijk voorschrift
van een eerdere opdracht en dit heeft geleid tot vroegtijdige beëindiging van die eerdere opdracht, tot schadevergoeding of
tot andere vergelijkbare sancties;
- h.
de ondernemer heeft zich in ernstige mate schuldig gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van de informatie die
nodig is voor de controle op het ontbreken van gronden voor uitsluiting of het voldoen aan de geschiktheidseisen of heeft
die informatie achtergehouden, dan wel was niet in staat de ondersteunende documenten als bedoeld in artikel 2.21.8 over te
leggen;
- i.
de ondernemer heeft getracht om het besluitvormingsproces van de aanbesteder onrechtmatig te beïnvloeden, om vertrouwelijke
informatie te verkrijgen die hem onrechtmatige voordelen in de aanbestedingsprocedure kan bezorgen, of heeft door nalatigheid
misleidende informatie verstrekt die een belangrijke invloed kan hebben op besluiten inzake uitsluiting, geschiktheid en gunning;
- j.
de aanbesteder toont met elk passend middel aan dat de ondernemer niet voldoet aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen
of van sociale zekerheidspremies, tenzij de ondernemer de verschuldigde belastingen of sociale zekerheidspremies, met inbegrip
van eventuele lopende rente of boetes, heeft betaald of een bindende regeling tot betaling daarvan is aangegaan.
| | De aanbesteder kan de voor de verlening van de opdracht in aanmerking komende ondernemer uitsluiten van deelneming aan de
procedure op de volgende gronden:
- a.
de aanbesteder toont met elk passend middel aan dat de ondernemer een of meer van de verplichtingen op het gebied van het
milieu-, sociaal en arbeidsrecht uit hoofde van het recht van de Europese Unie, nationale recht of collectieve arbeidsovereenkomsten
of uit hoofde van de in bijlage X van richtlijn 2014/24/EU vermelde bepalingen van internationaal milieu-, sociaal en arbeidsrecht
heeft geschonden;
- b.
de ondernemer verkeert in staat van faillissement of liquidatie, diens werkzaamheden zijn gestaakt, jegens hem geldt een surseance
van betaling of een (faillissements-)akkoord, of de ondernemer verkeert in een andere vergelijkbare toestand ingevolge een
soortgelijke procedure uit hoofde van op hem van toepassing zijnde wet- en regelgeving;
- c.
de aanbesteder kan aannemelijk maken dat de ondernemer in de uitoefening van zijn beroep een ernstige fout heeft begaan, waardoor
zijn integriteit in twijfel kan worden getrokken;
- d.
de aanbesteder beschikt over voldoende plausibele aanwijzingen om te concluderen dat de ondernemer met andere ondernemers
overeenkomsten heeft gesloten die gericht zijn op vervalsing van de mededinging;
- e.
een belangenconflict in de zin van artikel 2.14.3 kan niet effectief worden verholpen met andere minder ingrijpende maatregelen; - f.
wegens de eerdere betrokkenheid van de ondernemer bij de voorbereiding van de aanbestedingsprocedure heeft zich een vervalsing
van de mededinging als bedoeld in artikel 2.14.1 voorgedaan die niet met minder ingrijpende maatregelen kan worden verholpen;
- g.
de ondernemer heeft blijk gegeven van aanzienlijke of voortdurende tekortkomingen bij de uitvoering van een wezenlijk voorschrift
van een eerdere opdracht en dit heeft geleid tot vroegtijdige beëindiging van die eerdere opdracht, tot schadevergoeding of
tot andere vergelijkbare sancties;
- h.
de ondernemer heeft zich in ernstige mate schuldig gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van de informatie die
nodig is voor de controle op het ontbreken van gronden voor uitsluiting of het voldoen aan de geschiktheidseisen of heeft
die informatie achtergehouden, dan wel was niet in staat de ondersteunende documenten als bedoeld in artikel 2.21.8 over te
leggen;
- i.
de ondernemer heeft getracht om het besluitvormingsproces van de aanbesteder onrechtmatig te beïnvloeden, om vertrouwelijke
informatie te verkrijgen die hem onrechtmatige voordelen in de aanbestedingsprocedure kan bezorgen, of heeft door nalatigheid
misleidende informatie verstrekt die een belangrijke invloed kan hebben op besluiten inzake uitsluiting, geschiktheid en gunning;
- j.
de aanbesteder toont met elk passend middel aan dat de ondernemer niet voldoet aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen
of van sociale zekerheidspremies, tenzij de ondernemer de verschuldigde belastingen of sociale zekerheidspremies, met inbegrip
van eventuele lopende rente of boetes, heeft betaald of een bindende regeling tot betaling daarvan is aangegaan.
|
2.13.8 | De aanbesteder betrekt bij de toepassing van: - a.
artikel 2.13.7, onderdeel a, uitsluitend een schending van de in dat onderdeel bedoelde verplichtingen die zich in de 3 jaar
voorafgaand aan het tijdstip van de inschrijving hebben voorgedaan;
- b.
artikel 2.13.7, onderdeel c, uitsluitend ernstige fouten die zich in de 3 jaar voorafgaand aan het tijdstip van indienen van
de inschrijving hebben voorgedaan;
- c.
artikel 2.13.7, onderdeel d, uitsluitend onherroepelijke beschikkingen op grond van artikel 56 van de Mededingingswet en wegens
overtreding van artikel 101 of 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die in de 3 jaar voorafgaand
aan de aanvraag onherroepelijk zijn geworden;
- d.
artikel 2.13.7, onderdeel g, uitsluitend tekortkomingen die zich in de 3 jaar voorafgaand aan het tijdstip van indienen van
de inschrijving hebben voorgedaan;
- e.
artikel 2.13.7, onderdeel j, uitsluitend het niet nakomen van de in dat onderdeel bedoelde betalingsverplichtingen die zijn
vastgesteld in de 3 jaar voorafgaand aan het tijdstip van indienen van de inschrijving.
| 2.13.8 | De aanbesteder betrekt bij de toepassing van: - a.
artikel 2.13.7, onderdeel a, uitsluitend een schending van de in dat onderdeel bedoelde verplichtingen die zich in de 3 jaar
voorafgaand aan het tijdstip van de inschrijving hebben voorgedaan;
- b.
artikel 2.13.7, onderdeel c, uitsluitend ernstige fouten die zich in de 3 jaar voorafgaand aan het tijdstip van indienen van
de inschrijving hebben voorgedaan;
- c.
artikel 2.13.7, onderdeel d, uitsluitend onherroepelijke beschikkingen op grond van artikel 56 van de Mededingingswet en wegens
overtreding van artikel 101 of 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die in de 3 jaar voorafgaand
aan de aanvraag onherroepelijk zijn geworden;
- d.
artikel 2.13.7, onderdeel g, uitsluitend tekortkomingen die zich in de 3 jaar voorafgaand aan het tijdstip van indienen van
de inschrijving hebben voorgedaan;
- e.
artikel 2.13.7, onderdeel j, uitsluitend het niet nakomen van de in dat onderdeel bedoelde betalingsverplichtingen die zijn
vastgesteld in de 3 jaar voorafgaand aan het tijdstip van indienen van de inschrijving.
|
2.13.9 | De aanbesteder kan een ondernemer verzoeken om bewijsmiddelen waaruit blijkt dat hij niet verkeert in een van de in de artikelen
2.13.1 tot en met 2.13.5 en 2.13.7 genoemde omstandigheden. De ondernemer kan hierbij:
- a.
door middel van een uittreksel uit het handelsregister, dat op het tijdstip van het indienen van de inschrijving niet ouder
is dan 6 maanden, aantonen dat de uitsluitingsgrond van artikel 2.13.7, onderdeel b, op hem niet van toepassing is;
- b.
door middel van een gedragsverklaring aanbesteden, die op het tijdstip van het indienen van de inschrijving niet ouder is
dan 2 jaar, aantonen dat de uitsluitingsgronden als bedoeld in de artikelen 2.13.1 tot en met 2.13.5 en 2.13.7, onderdeel
C en d, voor zover het een onherroepelijke veroordeling of een onherroepelijke beschikking wegens overtreding van mededingingsregels
betreft, op hem niet van toepassing zijn;
- c.
door middel van een verklaring van de belastingdienst,
die op het tijdstip van het indienen van de inschrijving niet ouder is dan 6 maanden, aantonen dat de uitsluitingsgrond als
bedoeld in artikel 2.13.4, of artikel 2.13.7, onderdeel j, niet op hem van toepassing is.
| 2.13.9 | De aanbesteder kan een ondernemer verzoeken om bewijsmiddelen waaruit blijkt dat hij niet verkeert in een van de in de artikelen
2.13.1 tot en met 2.13.5 en 2.13.7 genoemde omstandigheden. De ondernemer kan hierbij:
- a.
door middel van een uittreksel uit het handelsregister, dat op het tijdstip van het indienen van de inschrijving niet ouder
is dan 6 maanden, aantonen dat de uitsluitingsgrond van artikel 2.13.7, onderdeel b, op hem niet van toepassing is;
- b.
door middel van een gedragsverklaring aanbesteden, die op het tijdstip van het indienen van de inschrijving niet ouder is
dan 2 jaar, aantonen dat de uitsluitingsgronden als bedoeld in de artikelen 2.13.1 tot en met 2.13.5 en 2.13.7, onderdeel
c en d, voor zover het een onherroepelijke veroordeling of een onherroepelijke beschikking wegens overtreding van mededingingsregels
betreft, op hem niet van toepassing zijn;
- c.
door middel van een verklaring van de belastingdienst, die op het tijdstip van het indienen van de inschrijving niet ouder
is dan 6 maanden, aantonen dat de uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 2.13.4, of artikel 2.13.7, onderdeel j, niet op
hem van toepassing is.
|
2.13.10 | De aanbesteder aanvaardt gegevens en bescheiden ten bewijze dat uitsluitingsgronden niet op een ondernemer van toepassing
zijn ook uit:
- a.
- b.
het land van herkomst van de ondernemer, of - c.
het land waar de ondernemer is gevestigd,
die een gelijkwaardig doel dienen of waaruit blijkt dat de uitsluitingsgrond niet op hem van toepassing is. | 2.13.10 | De aanbesteder aanvaardt gegevens en bescheiden ten bewijze dat uitsluitingsgronden niet op een ondernemer van toepassing
zijn ook uit:
- a.
- b.
het land van herkomst van de ondernemer, of - c.
het land waar de ondernemer is gevestigd,
die een gelijkwaardig doel dienen of waaruit blijkt dat de uitsluitingsgrond niet op hem van toepassing is. |
2.13.11 | De aanbesteder stelt een ondernemer waarop een uitsluitingsgrond als bedoeld in de artikelen 2.13.1, 2.13.3 en 2.13.7 van
toepassing is, in de gelegenheid te bewijzen dat hij voldoende maatregelen heeft genomen om zijn betrouwbaarheid aan te tonen.
Indien de aanbesteder dat bewijs toereikend acht, wordt de betrokken ondernemer niet uitgesloten. De ondernemer toont hierbij
aan dat hij, voor zover van toepassing:
- a.
schade die voortvloeit uit veroordelingen voor strafbare feiten als bedoeld in de artikelen 2.13.1, 2.13.3 of uit fouten als
bedoeld in artikel 2.13.7 heeft vergoed of heeft toegezegd te vergoeden,
- b.
heeft bijgedragen aan opheldering van feiten en omstandigheden door actief mee te werken met de onderzoekende autoriteiten,
en
- c.
concrete technische, organisatorische en personeelsmaatregelen heeft genomen die geschikt zijn om verdere strafbare feiten
of fouten te voorkomen.
De aanbesteder beoordeelt de door de ondernemer genomen maatregelen met inachtneming van de ernst en de bijzondere omstandigheden
van de strafbare feiten of fouten. Indien de aanbesteder de genomen maatregelen onvoldoende acht, deelt hij dit gemotiveerd
mee aan de betrokken ondernemer.
| 2.13.11 | De aanbesteder stelt een ondernemer waarop een uitsluitingsgrond als bedoeld in de artikelen 2.13.1, 2.13.3 en 2.13.7 van
toepassing is, in de gelegenheid te bewijzen dat hij voldoende maatregelen heeft genomen om zijn betrouwbaarheid aan te tonen.
Indien de aanbesteder dat bewijs toereikend acht, wordt de betrokken ondernemer niet uitgesloten. De ondernemer toont hierbij
aan dat hij, voor zover van toepassing:
- a.
schade die voortvloeit uit veroordelingen voor strafbare feiten als bedoeld in de artikelen 2.13.1, 2.13.3 of uit fouten als
bedoeld in artikel 2.13.7 heeft vergoed of heeft toegezegd te vergoeden,
- b.
heeft bijgedragen aan opheldering van feiten en omstandigheden door actief mee te werken met de onderzoekende autoriteiten,
en
- c.
concrete technische, organisatorische en personeelsmaatregelen heeft genomen die geschikt zijn om verdere strafbare feiten
of fouten te voorkomen.
De aanbesteder beoordeelt de door de ondernemer genomen maatregelen met inachtneming van de ernst en de bijzondere omstandigheden
van de strafbare feiten of fouten. Indien de aanbesteder de genomen maatregelen onvoldoende acht, deelt hij dit gemotiveerd
mee aan de betrokken ondernemer.
|
2.13.12 | De aanbesteder kan afzien van toepassing van de artikelen 2.13.1 tot en met 2.13.5 en 2.13.7: - a.
om dwingende redenen van algemeen belang, of - b.
indien naar het oordeel van de aanbesteder uitsluiting niet proportioneel is met het oog op de tijd die is verstreken sinds
de veroordeling en gelet op het voorwerp van de opdracht.
| 2.13.12 | De aanbesteder kan afzien van toepassing van de artikelen 2.13.1 tot en met 2.13.5 en 2.13.7: - a.
om dwingende redenen van algemeen belang, of - b.
indien naar het oordeel van de aanbesteder uitsluiting niet proportioneel is met het oog op de tijd die is verstreken sinds
de veroordeling en gelet op het voorwerp van de opdracht.
|
2.13.13 | Indien de voor de verlening van de opdracht in aanmerking komende ondernemer zich beroept op de financiële en economische
draagkracht, de technische bekwaamheid of de beroepsbekwaamheid van andere natuurlijke personen of rechtspersonen, eist de
aanbesteder dat deze ondernemer een natuurlijke persoon of een rechtspersoon op wie een uitsluitingsgrond als bedoeld in de
artikelen 2.13.1 tot en met 2.13.5 van toepassing is, vervangt. De aanbesteder kan eisen dat deze ondernemer een natuurlijke
persoon of een rechtspersoon op wie een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 2.13.7 van toepassing is, vervangt.
| 2.13.13 | Indien de voor de verlening van de opdracht in aanmerking komende ondernemer zich beroept op de financiële en economische
draagkracht, de technische bekwaamheid of de beroepsbekwaamheid van andere natuurlijke personen of rechtspersonen, eist de
aanbesteder dat deze ondernemer een natuurlijke persoon of een rechtspersoon op wie een uitsluitingsgrond als bedoeld in de
artikelen 2.13.1 tot en met 2.13.5 van toepassing is, vervangt. De aanbesteder kan eisen dat deze ondernemer een natuurlijke
persoon of een rechtspersoon op wie een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 2.13.7 van toepassing is, vervangt.
|