Einde inhoudsopgave
Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames
Artikel 23 [Eisen of nadere voorschriften aan verwervingsactiviteit]
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2023
- Bronpublicatie:
18-05-2022, Stb. 2022, 215 (uitgifte: 10-06-2022, kamerstukken: 35880)
- Inwerkingtreding
01-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-05-2023, Stb. 2023, 174 (uitgifte: 31-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht (V)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
1.
Aan een verwervingsactiviteit die naar het oordeel van Onze Minister op basis van de beoordeling, bedoeld in paragraaf 3.5, leidt tot een risico voor de nationale veiligheid, kan Onze Minister, voor zover toepasbaar, in het toetsingsbesluit de volgende eisen stellen of de volgende nadere voorschriften verbinden, indien dit noodzakelijk is om hieraan verbonden risico’s voor de nationale veiligheid te voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau te beperken:
- a.
de naleving van, ten opzichte van de geldende wet- en regelgeving, aanvullende veiligheids- en gebruiksvoorschriften met betrekking tot de omgang met gevoelige informatie van afnemers van goederen en diensten die door de doelonderneming worden verstrekt;
- b.
de vaststelling en toepassing van een veiligheids- en integriteitsbeleid door de verwerver en doelonderneming ten aanzien van de werving en aanstelling van bestuurders en medewerkers voor sleutelfuncties die toegang geven tot gevoelige informatie of bedrijfsprocessen;
- c.
de instelling van een veiligheidscommissie of het aanstellen van een beveiligingsfunctionaris tot bescherming van gevoelige informatie en bedrijfsprocessen, die bevoegd is om:
- 1°
de toegang tot of overdracht van informatie en de toegang tot bedrijfsprocessen te beperken of te verbieden;
- 2°
advies te geven over de veiligheids- en integriteitsrisico’s of afwezigheid daarvan bij de werving en aanstelling van bestuurders en medewerkers voor sleutelfuncties die toegang geven tot gevoelige informatie of bedrijfsprocessen; en
- 3°
inbreuken of dreigende inbreuken op beperkingen of verboden betreffende toegang tot of overdracht van informatie of toegang tot bedrijfsprocessen, te rapporteren aan Onze Minister zonder voorafgaande toestemming van enige leidinggevende of bestuurder en, indien nodig, te doen vergezellen van een handhavingsverzoek dat gericht is aan de toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 46, ter bescherming tegen inbreuken;
- d.
het in een aparte in Nederland gevestigde dochtermaatschappij bundelen en onderbrengen van bepaalde delen van de onderneming die deel uitmaken van vitale processen in Nederland of met behulp waarvan voor de nationale veiligheid gevoelige dienstverlening aan de Nederlandse overheid wordt verzorgd.
- e.
het verbieden van het aangaan van bepaalde vormen van dienstverlening of de verkoop van bepaalde goederen vanuit de Nederlandse vestiging van de onderneming aan bepaalde andere ondernemingen of bepaalde landen;
- f.
het instellen van een aparte raad van commissarissen voor een Nederlandse dochtermaatschappij;
- g.
het verbieden dat bepaalde vermogensbestanddelen, onderdelen of dochtermaatschappijen van de doelonderneming onderdeel uitmaken van de transactie;
- h.
het opleggen van een maximum aandelenbelang dat lager ligt dan de voorgenomen investering;
- i.
het verplichten tot certificering van alle of een deel van de aandelen van de verwerver via een stichting. Deze certificaten worden niet geacht te zijn uitgegeven met medewerking van de vennootschap;
- j.
het verbinden van de toestemming van Onze Minister aan de beëindiging van de verhandeling van aandelen van een beursgenoteerde doelonderneming met gebruikmaking van een effectenafwikkelingssysteem, op enig moment na een voorgenomen investering en waarbij het verlenen van die toestemming afhankelijk wordt gesteld van een beoordeling overeenkomstig de artikelen 19 tot en met 21.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden over de wijze waarop moet worden voldaan aan de eisen of nadere voorschriften die in een toetsingsbesluit aan een verwervingsactiviteit kunnen worden gesteld of verbonden.
3.
Indien Onze Minister voorschriften als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c gezamenlijk oplegt, wordt aan het voorschrift tot het vaststellen van een integriteitsbeleid de voorwaarde verbonden dat die vaststelling met instemming van de veiligheidscommissie of de aangestelde beveiligingsfunctionaris plaatsvindt.
4.
Indien Onze Minister het voorschrift, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, oplegt, wordt geen volmacht gegeven aan de certificaathouder op grond van artikel 118a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.