Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2016
- Bronpublicatie:
15-10-2012, Trb. 2013, 12 (uitgifte: 23-01-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-11-2016, Trb. 2016, 172 (uitgifte: 03-11-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Aan de zittingen van de Eerste Kamer wordt in beginsel deelgenomen door negen raadsheren, van elk land drie. In gevallen voorzien in het Reglement van Orde kan het Hof echter zitting houden met drie raadsheren, van elk land één, dan wel met vijf raadsheren. In zaken bedoeld in hoofdstuk III, onderdeel A, treedt bij voorkeur de advocaat-generaal op die behoort tot het land waar het bodemgeschil aanhangig is.
1bis.
Aan zittingen van de Tweede Kamer wordt deelgenomen door drie rechters, van elk land één.
1ter.
Aan zittingen van de Derde Kamer wordt deelgenomen door drie leden van de Derde Kamer, van elk land één.
2.
Voor het overige zal bij Reglement van Orde al hetgeen betreft de samenstelling van het Hof bij zittingen, de onderlinge rangorde der leden, de vakanties, de taken en de werkwijze van de algemene vergadering, het optreden van het Parket, de wijze van stemmen, de inrichting van de rol, de vaststelling der zittingsdagen en de werkzaamheden van de griffie nader worden geregeld.
3
a.
De leden van het Hof en van het Parket, die in welke instantie ook als lid van een nationaal rechterlijk college hebben medegewerkt aan een uitspraak gegeven in een zaak die voor het Hof wordt gebracht, onttrekken zich aan de behandeling van die zaak of kunnen aan de behandeling van die zaak worden onttrokken. Als zodanig wordt niet beschouwd de uitspraak, waarbij de nationale rechter zich ertoe heeft bepaald de uitspraak op te schorten overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van dit Verdrag.
b.
De rechters en de leden van het Parket die hebben medegewerkt aan een uitspraak gegeven in een zaak zoals bedoeld in artikel 9bis onttrekken zich aan de behandeling van een zaak zoals bedoeld in artikel 9ter of kunnen aan de behandeling van die zaak worden onttrokken.
4.
De Minister van Justitie van elk der drie landen kan zich, in zaken als bedoeld in hoofdstuk III, onderdeel A, rechtstreeks schriftelijk wenden tot het Parket bij het Hof. Hij kan langs die weg het Hof een uiteenzetting doen geworden van zijn zienswijze omtrent een geschilpunt, mits hij daarvan afschrift doet toekomen aan de Ministers van Justitie der beide andere landen. De leden van het Parket zijn niet verplicht de door de Minister uitgesproken mening te verdedigen.
5.
De advocaten-generaal vervangen elkander, ongeacht het land waartoe zij behoren. Ingeval van ontstentenis van al deze functionarissen wijst het Hof een van zijn leden of plaatsvervangende leden aan om hun werkzaamheden tijdelijk te verrichten.