Einde inhoudsopgave
Besluit verliesverrekening, toepassing artikel 20a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
10 Samenloop met de inhaalregeling van het overgangsrecht objectvrijstelling (artikel 33b)
Geldend
Geldend vanaf 09-03-2024
- Bronpublicatie:
27-02-2024, Stcrt. 2024, 6592 (uitgifte: 08-03-2024, regelingnummer: 2023-26252)
- Inwerkingtreding
09-03-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-02-2024, Stcrt. 2024, 6592 (uitgifte: 08-03-2024, regelingnummer: 2023-26252)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten
Vennootschapsbelasting / Verliesverrekening
Bij verliezen van jaren die vóór 2012 zijn aangevangen en welke verliezen zijn voortgevloeid uit negatieve buitenlandse winst kan zich een samenloop voordoen met de zogenoemde inhaalregeling van artikel 33b, eerste lid, Wet Vpb 1969. Krachtens deze inhaalregeling wordt kort samengevat de objectvrijstelling niet verleend tot inhaal heeft plaatsgevonden van het bedrag aan buitenlandse verliezen dat bij invoering van de objectvrijstelling nog moest worden ingehaald krachtens de tot die invoering daarvoor geldende regeling ter voorkoming van dubbele belasting.
Deze korting van het recht op objectvrijstelling met in te halen negatieve buitenlandse winst acht ik niet passend voor zover de buitenlandse winst heeft geleid tot te verrekenen verliezen en dit recht op verliesverrekening vervalt door de toepassing van artikel 20a.
Goedkeuring
Ik keur daarom goed dat de krachtens artikel 33b in te halen negatieve buitenlandse winst wordt verminderd met het bedrag van het recht op verliesverrekening dat vervalt door de toepassing van artikel 20a, voor zover volgens de inspecteur is aangetoond dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan.
- a.
De negatieve winst uit een buitenlandse vaste inrichting heeft feitelijk geresulteerd in nog openstaande verrekenbare verliezen van de belastingplichtige (anders gezegd, de nog openstaande verrekenbare verliezen zijn direct terug te leiden tot de negatieve winst uit de vaste inrichting en zijn niet het gevolg van ‘binnenlandse’ verliezen).
- b.
Deze nog openstaande verrekenbare verliezen zijn als gevolg van een wijziging van het uiteindelijke belang in de belastingplichtige, met ingang van het jaar van aandelenoverdracht niet meer voorwaarts verrekenbaar op grond van artikel 20a.
Het volgende voorbeeld verduidelijkt de berekening van het deel van de inhaal dat vervalt door verval van het recht op verliesverrekening.
Vi resultaat | ‘Binnenlands resultaat’ | Totaal | Verrekenbare verliezen per ultimo boekjaar | Inhaal- regeling | |
---|---|---|---|---|---|
Jaar 1 | (100) | 30 | (70) | (70) | (100) |
Jaar 2 | 10 | 20 | 30 | (40) | (90) |
In jaar 2 is voor 10 geen objectvrijstelling verleend door de inhaalregeling en resteert voor de volgende jaren aan inhaal 90. In jaar 2 is het verlies van jaar 1 voor 30 verrekend en resteert te verrekenen 40. In jaar 3 wijzigt het uiteindelijke belang in de belastingplichtige in belangrijke mate, zodat de nog openstaande verrekenbare verliezen (van 40) niet meer voorwaarts verrekenbaar zijn op grond van artikel 20a. Dit vervallen recht op verliesverrekening van 40 is volledig ontstaan uit het buitenlandse verlies van jaar 1. Voor dit vervallen verlies is inhaal niet meer nodig. Daarom wordt de inhaal door de goedkeuring verminderd met 40 en resteert 50. Dit nog in volgende jaren in te halen bedrag ad 50 is ook gelijk aan de som van de binnenlandse resultaten (30+20) waarover geen belasting is betaald als gevolg van het buitenlandse verlies van jaar 1 dat hierop in mindering is gebracht.