Einde inhoudsopgave
Overeenkomst inzake Partnerschap en Samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds
Artikel 69 Milieu
Geldend
Geldend vanaf 01-02-1997
- Bronpublicatie:
24-06-1994, Trb. 1994, 268 (uitgifte: 12-12-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-03-1998, Trb. 1998, 66 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Met inachtneming van het Europese Energiehandvest en de Verklaring van de Conferentie van Luzern van 1993 ontwikkelen en versterken Partijen hun samenwerking op het gebied van het milieu en de volksgezondheid.
2.
De samenwerking beoogt bestrijding van het milieubederf en met name:
- —
daadwerkelijke controle van de verontreinigingsniveaus en beoordeling van het milieu; informatiesysteem met betrekking tot de toestand van het milieu;
- —
bestrijding van lokale, regionale en grensoverschrijdende lucht- en waterverontreiniging;
- —
ecologisch herstel;
- —
duurzame, doeltreffende en uit milieuoogpunt doelmatige energieproduktie en -gebruik; de veiligheid van industriële installaties;
- —
de classificatie en veilige behandeling van chemische produkten;
- —
verbetering van de kwaliteit van het water;
- —
beperking, recycling en veilige verwijdering van afval ; tenuitvoerlegging van het Verdrag van Bazel;
- —
onderzoek van de milieu-effecten van de landbouw, bodemerosie en chemische verontreiniging;
- —
de bescherming van bossen;
- —
de instandhouding van de biodiversiteit, beschermde gebieden en duurzaam gebruik en beheer van biologische rijkdommen;
- —
planning van het landgebruik, met inbegrip van nieuwbouwplanning en stadsplanning;
- —
aanwending van economische en fiscale instrumenten;
- —
onderzoek van klimaatsveranderingen op wereldniveau;
- —
milieu-opvoeding en -bewustmaking;
- —
tenuitvoerlegging van het Verdrag van Espoo inzake milieu-effectrapportage in grensoverschrijdend verband.
3.
De samenwerking vindt met name plaats via:
- —
de opstelling van plannen voor rampen en andere noodsituaties;
- —
uitwisseling van informatie en deskundigen, onder meer op het gebied van de overdracht van schone technologieën en het veilige en uit milieuoogpunt verantwoorde gebruik van biotechnologiëen;
- —
gezamenlijke onderzoeksactiviteiten;
- —
verbeteringen van wetgeving om deze meer in overeenstemming te brengen met de communautaire normen;
- —
samenwerking in regionaal verband, met inbegrip van samenwerking in het kader van het door de Gemeenschap opgerichte Europees Milieubureau en op internationaal niveau;
- —
uitstippeling van strategieën, vooral in verband met wereldomvattende en klimatologische kwesties en tevens met het oog op de totstandbrenging van duurzame ontwikkeling;
- —
milieu-effectstudies.