Einde inhoudsopgave
Wet belastingen op milieugrondslag
Artikel 71r
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
16-12-2020, Stb. 2020, 544 (uitgifte: 23-12-2020, kamerstukken: 35575)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2020, Stb. 2020, 544 (uitgifte: 23-12-2020, kamerstukken: 35575)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Milieubelastingen (V)
1.
Voor de heffing en invordering van de belasting wordt voor de toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990 en de op die wetten berustende bepalingen onder rijksbelastingdienst verstaan de Dienst Nederlandse Emissieautoriteit. Hierbij staat deze dienst onder het gezag van de Minister van Financiën.
2.
Indien het bestuur van de Nederlandse emissieautoriteit ambtshalve de industriële jaarvracht heeft vastgesteld als bedoeld in artikel 16b.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer of ambtshalve het aantal dispensatierechten heeft vastgesteld als bedoeld in artikel 16b.24, vierde lid, van de Wet milieubeheer, en die vaststelling is onherroepelijk geworden op een tijdstip na vier jaren en tien maanden na het tijdvak waarin de belasting verschuldigd is geworden, vervalt, in afwijking van artikel 20, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de bevoegdheid tot het opleggen van een naheffingsaanslag, en vervalt, in afwijking van de artikelen 67c en 67f van die laatstgenoemde wet, de bevoegdheid tot het opleggen van de boeten twee maanden na het hiervoor bedoelde tijdstip.
3.
In afwijking van de artikelen 10, tweede lid, en 19, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen worden de in een tijdvak verschuldigd geworden belasting voldaan en de daarop betrekking hebbende aangifte gedaan uiterlijk 1 oktober van het jaar volgend op dat tijdvak.
4.
Bestaande geheimhoudingsbepalingen staan er niet aan in de weg dat de ambtenaren van de Dienst Nederlandse Emissieautoriteit gegevens of informatie verkregen op grond van deze afdeling gebruiken voor de taken, bedoeld in hoofdstuk 16b van de Wet milieubeheer, dan wel gegevens of informatie verkregen op grond van de taken, bedoeld in hoofdstuk 16b van de Wet milieubeheer, gebruiken voor de taak, bedoeld in deze afdeling.