Einde inhoudsopgave
Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie
Artikel 22 (erkenning en tenuitvoerlegging)
Geldend
Geldend vanaf 19-12-2020
- Bronpublicatie:
01-07-2020, Stb. 2020, 291 (uitgifte: 27-07-2020, kamerstukken: 35402)
- Inwerkingtreding
19-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-10-2020, Stb. 2020, 411 (uitgifte: 30-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Strafprocesrecht (V)
1.
Deze afdeling is van toepassing op een beslissing tot confiscatie van een andere lidstaat van de Europese Unie die niet is gebonden door Verordening 2018/1805.
2.
Een voor erkenning vatbare beslissing tot confiscatie wordt erkend en ten uitvoer gelegd volgens Nederlands recht. Voor zover de beslissing tot confiscatie:
- a.
strekt tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, wordt de beslissing ten uitvoer gelegd overeenkomstig de artikelen 6:1:9, 6:4:9, eerste lid, en 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering, met dien verstande dat de rechtbank Noord-Nederland bevoegd is de vordering te behandelen tot het toepassen van het dwangmiddel gijzeling en daarbij artikel 36e, elfde lid, van het Wetboek van Strafrecht van overeenkomstige toepassing is;
- b.
betrekking heeft op een specifiek voorwerp, wordt de beslissing overeenkomstig artikel 6:5:1 van het Wetboek van Strafvordering ten uitvoer gelegd, tenzij in deze wet anders is bepaald.
3.
Indien de beslissing tot confiscatie betrekking heeft op een specifiek voorwerp, kan de officier van justitie met de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat overeenkomen, dat de tenuitvoerlegging geschiedt in de vorm van een verplichting tot betaling van een bepaald geldbedrag aan de staat. In voorkomend geval zijn de artikelen 6:1:1, 6:1:2, 6:1:9, 6:4:1 tot en met 6:4:6 en 6:4:8 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
4.
Een vervangende straf of maatregel wordt slechts ten uitvoer gelegd nadat de bevoegde autoriteit in de uitvaardigende lidstaat daartoe toestemming heeft gegeven.