Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 606/2013 betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken
Artikel 4 Erkenning en tenuitvoerlegging
Geldend
Geldend vanaf 19-07-2013
- Bronpublicatie:
12-06-2013, PbEU 2013, L 181 (uitgifte: 29-06-2013, regelingnummer: 606/2013)
- Inwerkingtreding
19-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-06-2013, PbEU 2013, L 181 (uitgifte: 29-06-2013, regelingnummer: 606/2013)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
1.
Een in een lidstaat gelaste beschermingsmaatregel wordt in de andere lidstaten erkend zonder dat een bijzondere procedure moet worden gevolgd en is er uitvoerbaar zonder dat een verklaring van uitvoerbaarheid is vereist.
2.
Een beschermde persoon die in de aangezochte lidstaat een in de lidstaat van oorsprong gelaste beschermingsmaatregel wenst in te roepen, legt aan de bevoegde instantie van de aangezochte lidstaat over:
- a)
een afschrift van de beschermingsmaatregel, dat voldoet aan de eisen voor vaststelling van de echtheid;
- b)
het in de lidstaat van oorsprong uit hoofde van artikel 5 afgegeven certificaat; en
- c)
indien nodig, een transliteratie en/of een vertaling van het certificaat overeenkomstig artikel 16.
3.
Het certificaat heeft slechts werking binnen de grenzen van de uitvoerbaarheid van de beschermingsmaatregel.
4.
Ongeacht de langere looptijd van de beschermingsmaatregel, blijven de rechtsgevolgen van de erkenning uit hoofde van lid 1 beperkt tot een termijn van twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum waarop het certificaat is afgegeven.
5.
De procedure voor de tenuitvoerlegging van beschermingsmaatregelen wordt beheerst door het recht van de aangezochte lidstaat.