Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/1896 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624
Artikel 84 Burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de teamleden
Geldend
Geldend vanaf 04-12-2019
- Bronpublicatie:
13-11-2019, PbEU 2019, L 295 (uitgifte: 14-11-2019, regelingnummer: 2019/1896)
- Inwerkingtreding
04-12-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-11-2019, PbEU 2019, L 295 (uitgifte: 14-11-2019, regelingnummer: 2019/1896)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
EU-recht / Instituties
Douane (V)
1.
Wanneer teamleden actief zijn in een ontvangende lidstaat, is die lidstaat, onverminderd artikel 95, overeenkomstig zijn nationale recht aansprakelijk voor alle schade die tijdens de operaties door de teamleden wordt veroorzaakt.
2.
Indien deze schade het gevolg is van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag van door de lidstaten gedetacheerde of ingezette teamleden, kan de ontvangende lidstaat de lidstaat van herkomst verzoeken de bedragen aan hem terug te betalen die de ontvangende lidstaat namens de lidstaat van herkomst aan de schadelijders of personen die het recht hebben deze bedragen namens hen te ontvangen, heeft uitgekeerd.
Indien deze schade het gevolg is van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag door statutair personeel, kan de ontvangende lidstaat het Agentschap verzoeken om terugbetaling aan hem van de bedragen die de ontvangende lidstaat aan de schadelijders of personen die het recht hebben deze bedragen namens hen te ontvangen, heeft uitgekeerd. Dit doet geen afbreuk aan eventuele vorderingen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (het ‘Hof van Justitie’) tegen het Agentschap overeenkomstig artikel 98.
3.
Onverminderd de uitoefening van zijn rechten tegenover derden doet elke lidstaat afstand van al zijn vorderingen tegen de ontvangende lidstaat of elke andere lidstaat met betrekking tot de door hem geleden schade, tenzij de schade door grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag is veroorzaakt.
4.
Geschillen tussen lidstaten, of tussen een lidstaat en het Agentschap, in verband met de toepassing van de leden 2 en 3 van dit artikel die niet kunnen worden beslecht door onderlinge onderhandelingen, worden door de betrokkenen aan het Hof van Justitie voorgelegd.
5.
Behalve in geval van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag worden kosten voor schade aan de uitrusting van het Agentschap worden gedekt door het Agentschap, onverminderd de uitoefening van zijn rechten tegenover derden.